zaterdag 29 april 2017

Eerste indrukken bij beluistering van Narkopop



Na 17 jaar is de vijfde van GAS verschenen. Wellicht dat er over een aantal jaar diepgaandere en frisse inzichten over zijn te formuleren, al vermoed ik inmiddels dat GAS zichzelf analyseert, of wel, de basisgedachten over de muziek zijn allang geleden gevormd en daar valt weinig aan toe te voegen. Iedereen met maar een beetje interesse in de Duitse cultuur kan de punten naar eigen inzicht verbinden. Maar gedachten zijn er natuurlijk meteen, om te beginnen kan ik de laatste tijd met tevredenheid terugkijken op het hoofdstuk ‘1993: De toekomst is onaf’ uit De Toekomst Hervonden waar ik de comeback van The Avalanches, Aphex Twin en GAS bijna met mijn wil probeer vorm te geven. Mijmerend dat de auteurtechno van de jaren negentig vol onontgonnen vertakkingen zit, kom ik op dit punt terecht:
Het mooiste voorbeeld is Zauberberg (1997) van GAS dat een complete wereld presenteert, een audiovisuele dagdroom, en hier ook nog filosofische en literaire referenties aan verbindt (zonder dat deze op de voorgrond treden). GAS is geen model dat herhaald kan worden, het is een unieke uiting. In plaats van een Grote Plaat (die iedereen dwingt op te letten) is de term Sterke Plaat beter: een plaat (een kunstwerk) met verschillende dimensies en lagen, een spel met betekenissen. En hiermee vermijdt men het idee van een programma voor vernieuwing, het recept voor de toekomst zoals opgesteld door de criticus of een comité. Wat deze vorm van muziek maakt tot wat het is, is een persoonlijk visioen. Het verschijnt.
En verschijnen deed het. Meteen is duidelijk dat we nu te maken hebben met een evenement. Een spel tussen (social) media en platenmaatschappij. Je vergeet daardoor bijna hoe de status van dit project door de jaren heen is toegenomen en hoe obscuur GAS destijds was. Alle albums verschenen op het experimentele Mille Plateaux label en waren, misschien met uitzondering van het bij vlagen glitchy Pop, op dat label zelf buitenbeentjes. Ze waren ook moeilijk te vinden. Ik bestelde Zauberberg samen met Las Vegas van Burger/Ink en mijn portemonnee huilde toen ik, pre-online shop, bij de platenwinkel moest afrekenen. Nu krijg je netjes een opulent boekwerk thuisbezorgd dat je bijna niet durft aan te raken en achter glas wilt plaatsen.

Het is hoe dan ook een object waaraan alle zorg is besteed en nadat je de naald in de groeven hebt geplaatst wordt snel duidelijk dat dit verreweg het best klinkende GAS-album is. Ik ben zeker geen vinylfetisjist maar de eerste indruk wat betreft geluid is dat het vinyl voller klinkt met een indrukwekkende baslaag die de kamer op een gegeven moment laat trillen.

Narkopop is ook muzikaal het grootst opgezette album in de GAS-serie, vergelijkbaar met supersymfonieën als de tweede van Mahler. Zauberberg had altijd de mooiste structuur: een blik op de berg, de reis door het woud die volgt en het bereiken van de bergtop zelf. Narkopop slingert meer, kent meer verschillen: sublieme miniaturen die glinsteren als Rijngoud en ergens in het midden van het woud een duister hart gevormd door een terugkerende reeks van drie kloppende basdrums die het album meteen riskant maken als psychedelische ervaring. Dit fragment is zonder twijfel het dichtst dat GAS bij kwaadaardige muziek komt, onnoembaar en heidens.

Ik hoor niet een directe uitschieter als het meesterwerk ‘Köningsforst 5’ maar verbaas me in eerste instantie vooral over die basdrum. Waarom is die zo belangrijk in deze muziek en maakt het GAS spannender dan het beatloze Rückverzauberung project? En wat maakt de basdrum van Voigt, die bijna generiek kaal klinkt, toch zo herkenbaar? Is het tempo net iets lager dan de conventies van dansvloertechno vereisen? Want dit is muziek die door 99.9% van de dj's niet gedraaid zal worden. Maar dat was GAS altijd al, een bevrijde vorm van techno, voor het individu, de wandelaar, de kosmonaut.

Voor veel meer informatie is dit interview met Wolfgang Voigt een aanrader. In het Duits, vol “Hertzblut” en “der permanenten Auseinandersetzung mit Widersprüchen”, zoals het hoort.

(illustratie: Oscar Droege)

vrijdag 14 april 2017

Mika Vainio (1963 – 2017)



Een van de cruciale muzikale momenten in mijn leven was het optreden van Panasonic in Paradiso 1997. Na het nieuws van de plotse dood van Mika Vainio heb ik mijn geheugen wat opgepoetst met Google. De avond was een samenwerking tussen het Sonic Acts festival en VIP Club. De laatste was waarschijnlijk de reden dat ik er met mijn vriendin naar toeging. VIP Club was door de jaren heen uitgegroeid tot een uiterst betrouwbare dansavond waar de beste dj’s en liveacts opwachting maakten. Ik ging die augustusavond DJ Spooky eens uitchecken en kwam in een bizarre ambiance terecht waar performance kunst, avant-garde en techno elkaar op compleet natuurlijke wijze ontmoetten (en die helaas ook nooit meer is geëvenaard, peak jaren negentig.) En toen verschenen er twee serieuze mannen op het podium, in mijn herinnering bevonden ze zich in een toren van apparatuur en speakers. Net als een groot aantal artiesten van die avond hadden ze oranje overalls aangetrokken. Wat volgde was een complete breuk met alles wat ik ooit had gehoord, of zelfs als muziek beschouwde. Het duo zette geduldig een veld op van sublieme machinale noise. Noise heeft meestal iets agressief en pijnlijks maar dit was duidelijk voorbij allerlei vaststaande kaders van mooi en lelijk. Het vormde een intensiteit die indrukwekkend, mysterieus, onvoorspelbaar, gedetailleerd en, niet onbelangrijk, super grappig was. Panasonic live was een bevrijdende ervaring, op het moment zelf maar ook als breuk die je daarna op hernieuwde wijze naar muziek laat luisteren.

De verrassing was waarschijnlijk een belangrijke factor. Ik had geen idee wie Panasonic waren. Het enige waar ik het bestaan (vagelijk) van kende, een connectie die ik daarna pas maakte, was het obscure label Sähkö waar Vainio onder andere platen als Ø uitbracht. Platen die destijds moeilijk te vinden waren en je waarschijnlijk alleen hoorde in sets van Richie Hawtin (veel later zouden zijn tracks hoekstenen vormen in het werk van Villalobos, Miss Kittin en recentelijk Nina Kraviz.) Vainio zag ik een aantal keren terug op Sonic Acts en altijd was het fascinerend wat hij, als een wat excentrieke laborant, uit zijn mysterieuze machines wist te draaien. Onvoorspelbaar bleef hij altijd. Knallende noiseplaten werden afgewisseld met donkere samenwerkingen (Hephaestus met Arne Deforce) of kosmische ambient (het meesterlijke Konstellaatio.) Vainio was een echte pionier die een unieke vertakking van Kraftwerk presenteerde, gegoten in een typisch Finse stijl, waar je als West-Europeaan allerlei fantasieën op kon projecteren. Een onvervangbare kunstenaar.

zaterdag 1 april 2017

Swans: samen op weg naar het niets



Ik ging met enige tegenzin naar Paradiso. Het was nog licht, “livemuziek is voorspelbaar geworden” en ik maakte me toch wel zorgen over de aanslag op het gehoor die me te wachten stond. Eenmaal binnen en strategisch op het balkon boven de geluidinstallatie van Paradiso gezeten voelde ik een lichte teleurstelling dat er maar een drumstel was opgesteld. Toen Swans daarna nonchalant nog even de instrumenten stemt, dacht ik: “oh nee, het is een ouwe lullenband geworden!” Misschien is dat gewoon onvermijdelijk maar de angst dat dit in conventionele muzikaliteit resulteert wordt direct weggenomen. Binnen twee minuten ben ik om. Michael Gira begint, zijn blik gericht op de drummer, een langgerekte noot te spelen. En zeer geduldig wordt deze drone harder en aangekleed met subtiele lagen en effecten, totdat onvermijdelijk de Swans-beuk losbreekt. Ik denk dat het iets van 20 minuten duurde en meteen heb je door dat je hier met de grootmeesters te maken hebt die Sunn o))) of Godspeed You! Black Emperor tot dilettanten reduceren.

Elke keer zet de band een nieuwe constructie op, in soms verrassend snel tempo, en meestal wordt een unieke spanning gecreëerd. Wanneer Gira, inmiddels 63, begint te zingen lijkt niets te zijn veranderd. Nog steeds die lange, bezwerende uithalen die je in combinatie met het volume bij de les houden. De sjamaan, de hogepriester, zijn betreurenswaardige clichés geworden in het schrijven over popmuziek. Het zijn er veel minder in aantal dan men pretendeert, maar Gira doet onvermijdelijk denken aan een obscure Amerikaanse priester—gevormd uit gelijke delen evangelist, oude bluesman, indiaan, Wizard of Oz—die hoog met zijn armen zwaaiend geluidsgolven oproept om ze vervolgens met draaibewegingen te laten kolken of naar het publiek te werpen. Leeftijd doet er meteen niet toe, want hij bezit door jarenlang opgebouwde kennis en ervaring een mooi mengsel van fragiliteit en kracht. Gira heeft iets dwingends, alsof hij een betovering construeert. Ik durfde lange tijd niet weg te kijken, een foto te nemen, te grijpen naar de ironische veiligheid van de smartphone, bang dat het de spanning zou breken. Het is een zonde om achteloos met zulke giften om te gaan.

Vooraf vroeg ik me af hoe Gira dit al langer dan 30 jaar volhoudt. Elke keer weer die spanning opbouwen. En waarom is dat bizarre volume, dat gebit tot gebouw tot trillen, toch nodig? Ik denk dat Gira niet anders meer kan. Hij heeft het wel een aantal keren geprobeerd (Angels of Light, zijn solowerk, Swans circa White Light from the Mouth of Infinity) maar hij is allang verslaafd aan de kracht van muziek en heeft dit (voorlopig? definitief?) geaccepteerd. En waar de meeste bands volume gebruiken als een soort macho overmeestering van het publiek heeft het bij Swans een subtielere, noodzakelijke functie. Het heeft me lange tijd verbaasd dat Gira een fervent LSD-gebuiker was omdat ik het lastig kon rijmen met Swans op zijn allerdonkerst en gewelddadigst. Maar in Paradiso viel alles op zijn plek, wellicht geholpen door spacey keyboardeffecten die sporadisch tijdens rustigere stukken even mochten ademen. Dit is intens psychedelische muziek die een kosmische waarheid oproept over de realiteit, een universum dat alleen maar uit energie bestaat met, zoals elke tripper weet, ergens verborgen een pad naar het niets. Of wel, bevrijding.

En dit is, door ritueel, ook een collectieve bevrijding. Gira zit duidelijk niet in een egotrip gevangen. Vooraf vraagt hij of de zaallichten niet teveel gedimd kunnen worden, alsof hij blijvend visueel contact met het publiek wil onderhouden. Een publiek dat hij dan ook samen met zijn collega's opvallend uitgebreid bedankt. Trance, hypnose, bevrijding is blijkbaar een samenwerking.