Mastodon designing futures where nothing will occur

zondag 30 juni 2013

Een uitweg voor routine: het vervolg

Dat is nog eens snel een hint oppikken: Amsterdams uitgaanspubliek gaat illegaal. Aldus Het Parool. Het verhaal wordt natuurlijk opgehangen aan de drugs, is ook gewoon een factor, net als die bezopen drankprijzen, maar ik vermoed dat er toch een groter plaatje is. Het zal toch niet zo zijn dat een groep mensen totaal uitgekeken is op de totaal gedeodoriseerde voorspelbaarheid? Gewoon iets nieuws willen? Ja, dat willen ze.

(Wel uitkijken met die social media hè. Oom Agent kent De Faceboek ook.)


donderdag 27 juni 2013

Update De Toekomst Hervonden (de echte tekst)

Ik ben zelf niet zo'n voorstander van totale openheid in het creatieve proces (zo interessant is het niet) maar vooruit: heb net de concluderende zin voor de eerste versie van De Toekomst Hervonden opgeschreven. Alweer die vreemde gewaarwording alsof die laatste zinnen allang bestonden en alleen nog door mij moesten worden gevonden. Een belangrijk gevoel omdat je instinctief weet dat de hele constructie klopt. Een aantal mensen kunnen binnenkort mail verwachten. ;)

Nu ga ik deze meester maar eens op de vingers kijken...


woensdag 26 juni 2013

Het universele profiel

[Dit is een uitgewerkte tekstversie van een kort praatje dat ik vorig jaar gehouden heb bij de opening van de tentoonstelling 1,0 fte in CBK s'-Hertogenbosch. Bepaalde motieven wil ik laten terugkeren in De Toekomst Hervonden]

Het universele profiel

Hoeveel versies van jezelf bestaan er? Het is een vraag die men zichzelf lange tijd niet hoefde te stellen. Twee, luidde het antwoord in het Westen lange tijd. Een zichtbaar lichamelijk ik en een tweede, meestal als superieur beschouwde, versie in de vorm van een ziel. Met de opkomst van de moderne wereld veranderde deze situatie. Wellicht is er tijdens de Verlichting een moment geweest dat men even tot een enkele entiteit leek te zijn gereduceerd. Ware het niet dat in de 19de eeuw de Pruisische en Napoleontische bureaucratie een grote vlucht nam en er zoiets als een papieren dubbelganger ontstond. De officiële registratie van achternamen in 1811 was een belangrijk gebeurtenis omdat de identiteit voor het eerste verplicht wordt gekoppeld aan een complete naam.
De schaduwzijden van de bureaucratisering zijn in de eerste helft van de 20ste eeuw in het werk van Max Weber en Franz Kafka scherp geanalyseerd. Nog steeds gebruiken we de term kafkaësk wanneer we geconfronteerd worden met de excessen van bureaucratie, bijvoorbeeld wanneer een papieren identiteit een eigen leven gaat leiden. Een situatie die we snel als een nachtmerrie omschrijven. Dat hoeft niet te bevreemden want we hebben het hier over een soort dubbelganger en de dubbelganger heeft altijd iets onbehagelijks.

Maar een dubbelganger van wat? De status van het zelf, de identiteit, het origineel, is sinds Freud radicaal veranderd. Freud was zeer bewust van het feit dat hij een monumentale slag had geleverd aan het troste Cartesiaanse ego, de ontzielde enkelvoudige identiteit. Het ik werd als het ware geplet tussen een maatschappelijk opgelegde identiteit (superego) en het onderbewustzijn dat eigenlijk de werkelijke baas in huis was. Wat de status van Freud ook tegenwoordig mag zijn: het zelf is nooit meer aan elkaar gelijmd, hoezeer we in ons alledaagse leven hier nog gewoon van uitgaan, hoezeer dat ook wordt verwacht. De socioloog Erving Goffman beschreef in de sociologische klassieker The Presentation of Self in Everyday Life (1959) een beeld van de alledaagse identiteit als een opvoering van een rol die wij allemaal spelen naar gelang de sociale context waarin we ons bevinden. Wij leren verschillende persona te gebruiken die we enkel loslaten wanneer we ons alleen bevinden (in wezen de enige situatie waarin we niet op onze hoede hoeven te zijn voor schaamte.) Een waar zelf is in dit wereldbeeld een identiteit die succesvol natuurlijk en spontaan overkomt. Dat is wat in een sociale situatie wordt verlangd. Men mag de maskers niet zien, het dragen van de identiteit mag geen moeite kosten.


Personalia: Van avatar naar profiel

Hoe verder we er vandaan bewegen hoe meer de jaren negentig van de vorige eeuw zullen gaan lijken op een belle epoque waarin de meer negatieve aspecten van de moderniteit achter ons leken te liggen. Identiteit kreeg in deze periode een nieuwe status. Het was alsof het impliciete spel met maskers van Goffman bewust werd gemaakt. Identiteit werd vloeibaar verklaard, een constructie, iets wat men net als het lichaam kon veranderen, aan werken, waar je niet het hele leven aan vast hoefde te zitten. Deze verandering werd vaak positief beoordeeld. Hard werk, wellicht vermoeiend, maar een uitdaging waarmee men de onzekerheden van het postmoderne leven uiteindelijk beter het hoofd kon bieden.

De opkomst van internet paste hier perfect bij. Een van de bevrijdende aspecten van internet in die begintijd was dat het gebruikers eenvoudig in staat stelde om online keuzes te maken over de manier waarop men zich wilde presenteren. En dat hoefde niet het alledaagse ik te zijn. Als man kon je vrouw zijn, en omgekeerd. Fictieve personages, niet-menselijke figuren, het werd allemaal geaccepteerd. Hierdoor werd betekenis op internet gedreven door inhoud en kennis van zaken in plaats van de vooraf geldende status of uiterlijk charisma. Status bestond wel maar werd opgebouwd door het delen van waardevolle kennis en daaraan gelieerde betrouwbaarheid.

De laatste jaren is de bovengenoemde manier van presentatie onderhevig aan verandering. Er is een beweging gaande richting het presenteren van jezelf, je “echte” zelf. De vrijheid van de identiteit (de persona, de avatar) wordt ingeruild voor de verplichting van het profiel. Avatars worden enigszins op neer gekeken, vooral onder druk van meer zakelijke netwerksites. Men moet het liefst een portretfoto presenteren, anders is men niet serieus of heeft wat te verbergen. Facebook is de definitieve motor achter dit realisme gebleken. Facebook houdt van authenticiteit, ook omdat het pretendeert een identiteit te kunnen leveren waarmee men op andere websites kan inloggen en wellicht te zijner tijd zelfs financiële transacties voltooien. Deze reductie van de identiteit zou ik het profiel willen noemen. Profiel heeft van zichzelf al een negatieve connotatie, je denkt er al meteen de zinsnede “u past niet in het profiel” bij, het profiel van de dader, profiling. Profiel is een pasvorm. Het komt immers van het Italiaanse profilare, het woord voor omlijnen, wat we weer associëren met het gezicht. Kortom zichtbaarheid.

De fictieve pasvorm zoeken we vrijwillig op. We maken online talloze profielen aan. Wanneer we op zoek zijn naar werk, wanneer we een transactie op internet doen, wanneer we ons sociaal leven voor een groot deel online voortzetten. Daar is op zich niets mis mee al zijn er drie belangrijke kanttekeningen te plaatsen. Allereerst raken we de controle kwijt over onze profielen, ze zijn vaak niet meer van ons maar worden handelswaar. Ten tweede wordt het profiel een gestandaardiseerde manier om onszelf te presenteren waar geen ruimte is voor onvoorspelbaarheid, intuïtie, humor of kritiek, omdat we ons zakelijk moeten presenteren, een perfect ik, met het resultaat dat er tussen al die perfectie geen verschil is. Als laatste wordt status niet meer primair opgebouwd door het delen van kennis maar bij voorkeur door het aantal connecties van je profiel.


Ervaring: De Autonome Kunst
 
De bovengenoemde verandering is voor een aantal beroepsgroepen gevaarlijk (journalisten, sociologen) maar vooral voor kunstenaars. Helemaal als kunstenaars zich steeds meer als een soort creatieve entrepreneur/persoonlijkheid moeten presenteren. Wellicht zie ik het te donker in maar ik ben bang voor een situatie waarin kunstenaars worden gedwongen om zich te profileren, om zichzelf te reduceren tot die te kleine groep variabelen. Het resultaat zal voorspelbaarheid zijn omdat men, om economische redenen, risico’s zoveel mogelijk wil uitbannen.

Het gevaar dreigt tegenwoordig om hoogdravend te klinken als men probeert de rol van kunst en de kunstenaar in de samenleving te definiëren. Maar als kunst een ding moet zijn dan is het onvoorspelbaar. Bovendien is het niet de rol van de kunstenaar om de habitus van andere beroepsgroepen te assimileren. De vaak door stadsmarketeers misbruikte term creatieve klasse omvat ten minste het idee dat kunstenaars traditioneel een aparte klasse vormen. Onder invloed van Herbert Marcuse en J.K Galbraith ontstond in de jaren zestig het idee dat de kunst en kunstenaar een essentiële rol in de maatschappij hebben te spelen die de eenvormigheid van het economische denken overtreft. Een aantrekkelijke gedachte die door het kapitalisme op karakteristiek originele wijze is gebruikt en omgevormd, namelijk door de ooit door de Situationisten gepropageerde esthetisering van het alledaagse leven aan zijn eigen logica te onderwerpen. De kunstenaar zelf dreigt hier steeds verder in te worden meegezogen.

Laat duidelijk zijn dat internet niet het probleem is, internet kan ontelbaar verschillende dingen betekenen. En zelfs sociale media is niet hét probleem. Ik beschouw een van de populaire manieren waarop microblogsite Tumblr wordt gebruikt als een mogelijk model voor het maken van een esthetisch persona. Het verzamelen van objecten, vooral afbeeldingen is dan een esthetische positionering die het beste functioneert binnen het Tumblr-netwerk, waar mensen op herkenning van smaak en schoonheid opereren in plaats van connectieve status. Zelfs profilering door kunstenaars hoeft niet per definitie problematisch zijn. Maar de mechanismen van efficiënte, reductie en markt, kortom economische termen, mogen nooit een sluitend web vormen dat de definitieve waarde van kunst bepaald.


Ambitie: Een Open Profiel

Het model van Tumblr wijst, ondanks bepaalde kanttekeningen die men kan plaatsen over de mate van verdieping, op de mogelijkheid van een alternatief profiel. Het gesloten profiel is de standaard, een verzameling vragen die eindig is en waaruit men een lijst kan vormen om een bepaald beeld te vormen over een persoon naargelang de context. Een beperkte lijst die eigenlijk ooit is ontwikkeld voor het aanvragen van documenten of in werking stellen van aanverwante bureaucratische handelingen (dat wat tegenwoordig uitstekend is afgebakend met de DigiD van de overheid.) Als tegenhanger zou een open profiel moeten bestaan. Open omdat de vragen niet leiden tot gestandaardiseerde antwoorden en dus een persoonlijker beeld schetsen van de invuller, maar ook open omdat de verzameling vragen waaruit men kan putten vrijwel oneindig is.

Hoe krachtig sociale media en bureaucratie ook mogen lijken, er bestaat nog genoeg ruimte voor andere strategieën om de kunstenaar zichzelf te laten presenteren. Zo zou een minimale aanpak een respectabele keuze moeten zijn: naam en geboortejaar, daarna gevolgd door titels van werk, voorbeelden van kunstwerken. Dit “strenge profiel” is dan nog uit te breiden met opties van nationaliteit en omschrijvingen of een theoretisch context van het werk. Het is zelfs denkbaar dat men anderen het profiel van de kunstenaar laat schrijven. De criticus, in de ware zin van het woord, als degene die nieuwe lagen van betekenis in kunstwerken ontwaart, die, bij voorkeur met goedkeuring van de kunstenaar, werken duidt. De radicaalste variant van het minimale profiel zou de vorm aannemen van een anoniem profiel waaruit elk spoor van persoonlijkheid, met uitzondering van contactinformatie, is weg gefilterd en kunstwerken centraal staan. Een andere variant zet humor, de dubbele betekenis, ironie, misvattingen in, dat wat de wil tot universele standaarden, waaronder het gesloten profiel, niet kent.

Om nog een keer terug te keren naar eerder genoemde zorgen: waarom de nadruk op het profiel? En hoe verder met het profiel? Hoe vaak zul je vragenformulieren die gericht zijn rond de identiteit moeten invullen, niet alleen als kunstenaar maar als neutrale burger? Die vraag zal voorlopig tastbaar zijn in het dagelijkse leven aangezien internet, hoezeer het ook zal veranderen, waarschijnlijk niet meer zal verdwijnen. In die zin draait de problematiek niet louter om de presentatie van de kunstenaar, het persona dat de kunstenaar kiest, maar om het terugwinnen van internet zelf, wat eigenlijk wil zeggen: het terugwinnen van vrijheid. Omdat internet overal is, bureaucratie overal is, de economie overal is, zal men nooit als individu een frontale aanval kunnen inzetten die werkelijk iets zal kunnen bewerkstelligen. Een open profiel gebruiken vormt een minuscule stap die, met andere alternatieve stappen en strategieën, systemische fouten en openingen moet vinden en gebruiken.

maandag 24 juni 2013

De Rode Draad van 2013?

Uit het uitstekende interview met Boards of Canada in De:Bug:

Simon Reynolds strongly relies on you as the forefathers or originators of certain musical and theoretical concepts of the last ten years, like Hauntology or Hypnagogic Pop. You’re actually the starting point for one aspect of his Retromania concept – making music sound old, worn out, triggering memories etc. Those were things you did and talked about almost 20 years ago and have become the principles of many young producers. What are you thinking about that today?

Mike: That’s still absolutely a driving force in our work. It’s something we love doing, we can never run out of inspiration in this direction, because if you only pay attention to current music then you can’t help sounding pinned down to the fashion of today. But when you allow yourself to explore music from various eras in the past, you can find starting points that were never fully explored, like tangents that didn’t actually occur in the real history of music, and that’s really exciting to me. Especially in the face of so much current music that is becoming indistinguishable because all the producers are basically using the same tools.

zondag 23 juni 2013

Een uitweg voor routine



Vreemd dat die obsessie met de identiteit van Burial weer is opgelaaid. Met alle onderwerpen waar aandacht aan besteed kan worden, om een bescheiden voorbeeld te noemen: een gerenommeerde muziekwebsite als The Quietus kan geen schrijver vinden die een recensie van de laatste Boards of Canada wil schrijven. In The Guardian wordt de zaak geanalyseerd en een oud interview geciteerd waar Burial stelt: 


"I can't step up, I want to be in the dark at the back of a club. I don't read press, I don't go on the internet much, I'm just not into it. It's like the lost art of keeping a secret, but it keeps my tunes closer to me and other people. I love that with old jungle and garage tunes, when you didn't know anything about them, and nothing was between you and the tunes. I liked the mystery; it was more scary and sexy."


Dat is in bredere zin wat clubcultuur de das om doet: een compleet gebrek aan mysterie. Het is een lange termijn proces geweest maar de club als motor van vernieuwing en ruimte voor verdwijning is niet meer. Daar moet iets nieuws voor in de plaats komen en hieronder geef ik mijn bescheiden aanwijzingen hoe het “donkere licht” (een prachtige term van Burial zelf, zie verderop in het stuk van The Guardian) kan worden hervonden:

1. Trek bij voorkeur de stad uit.

2. De entree van clubavonden of rave’s mag niet meer dan 10 euro bedragen (en dat is al aan de hoge kant, ideaal zou gratis entree zijn.)

3. De DJ moet een plaats krijgen aan de periferie van de dansvloer. Nooit op een podium.

4. Een rookmachine en een stroboscoop. Met optie op een glitterbal. Meer is niet nodig en vormt meteen een prima recept tegen smartphoneverslaafden en compulsieve filmers/fotografen.

5. Onder geen beding mag er beveiligingspersoneel worden ingehuurd. Het is geen voetbalwedstrijd.

6. De muziek stopt wanneer men geen zin meer heeft.

7. Houdt het kleinschalig.

8. Speel of draai vrij.

9. Zwijg op sociale media. (vergeet ik bijna een van de belangrijkste)

vrijdag 21 juni 2013

Een moment in 1982 dat alles lijkt te kantelen


Dit hoef ik niet uit te leggen, nietwaar?

 (Of juist wel. Je kunt aan dit ene nummer een heel boek wijden. Ik zal het op de lijst voor toekomstige projecten zetten.)

donderdag 20 juni 2013

In welke richting wijst Tomorrow's Harvest?





Ik ben geen echte Boards of Canada fanboy, zo iemand die zich stort op geheime codes, elke synthesizer moet identificeren, etc. Meer een liefhebber. Al hun albums betekenen veel voor mij, zijn compleet in mijn leven vervlochten. Het zijn waarschijnlijk de platen die ik het meest draai, omdat ze nooit vervelen, bijna bij elke beluistering een nieuw detail prijsgeven. Je kunt je er in verliezen, bij werken, bij in slaap vallen. En tracks als ‘Olsen’, ‘Tears From The Compound Eye’, ‘The Beach at Redpoint’ behoren tot de mooiste muziek die er bestaat. Daar zijn weer een verzameling nieuwe tracks bijgekomen onder de prachtige noemer Tomorrow’s Harvest. Waar waren we gebleven? Het permanent ondergewaardeerde The Camping Headphase uit 2005 was een noodzakelijke zonnige plaat na het sinistere Geogaddi. We worden acht jaar later wakker na het wonderbaarlijke ‘Farewell Fire’ (“we staarden trippend in het smeulende kampvuur”)…in een andere wereld. Leeg, de zon schijnt maar ondanks het zomerse licht is het niet warm. De stad lijkt verlaten.

In deze sfeer begint Tomorrow’s Harvest, onmiskenbaar een nieuw album van Boards of Canada, maar toch, ondanks het gebruik van bepaalde motieven, een plaat met een compleet eigen verhaal/energie. Een plaat ook waar je gemakkelijk van kan houden ondanks een middenstuk waar ik na herhaaldelijke beluistering de eerste week steeds de weg in kwijt raakte (het soort verdwalen dat interessant is) dankzij twee slim gepositioneerde hypnotische tracks (‘Split your Infinities’ en ‘Uritual’). Tomorrow’s Harvest voelt als een sterke plaat. Dat wil zeggen: het vormt een krachtig artistiek statement, zelfverzekerd en in totale controle van thematiek en geluid. Het eist een prominente plaats op, in je leven, in de cultuur. Dit in tegenstelling tot de gespeelde sterke plaat (zie valse profeet Kanye West) die binnen een paar weken in de uitverkoopbakken is terug te vinden.

Ik heb het vermoeden dat Tomorrow’s Harvest een politieke plaat is. Een unieke soort ambient politiek door gebruik van connotatie en gevoel in plaats van tekst en slogans. Een blik op titels als ‘Reach for the Dead’, ‘Cold Earth’, ‘Sick Times’ en ‘Collapse’ doen een wereld in verval vermoeden. Eigenlijk hoef dat niet verrassen want er is altijd een rode draad van ecologisch bewustzijn die door het oeuvre van het duo loopt, een sceptische, licht bezorgde blik vanuit een pastorale positie op de decadentie van de stadsmachine (bestudeer de hoes en het wordt duidelijk dat de skyline van San Francisco over een foto van een woestijnlandschap is geplakt. De geest van de stad?) Als er een breuk is met de rest van het werk van Boards of Canada dan is het dat de kindertijd is verlaten. Nostalgie, de term waar Boards of Canada steevast mee word geassocieerd is op Tomorrow’s Harvest bijna totaal afwezig. Ingetogen, zonder grote gebaren is de blik richting de toekomst verschoven. Een belangrijke en noodzakelijke verschuiving, niet alleen voor Boards of Canada dat anders was meegezogen in retromania, maar ook voor de luisteraar, het gevoel dat zoiets als een toekomst je denkwereld instroomt. Een onzekere toekomst zoveel is zeker, al heeft een late titel als ‘New Seeds’ iets hoopvols. Het ambivalente einde doet je afvragen welke bloemen hier uit zullen bloeien. De comebacks van 2013 voelen immers niet als afsluitende hoofdstukken.


woensdag 19 juni 2013

Random Access Memories 1984

Zo vertrouwd klinkt Random Access Memories bijna in mijn hoofd. Gevonden op het geweldige 80s-Neon-Dream, een schatkist van de herinnering waar ik hopelijk nog een keer uitgebreid op terugkom.

dinsdag 18 juni 2013

Toekomstdempers

Las zaterdag een kort stuk 'Radiokritiek' in De Volkskrant (auteur Jean-Pierre Geelen? Lastig te identificeren met deze indeling)
De presentatoren zijn –gedwongen door opgelegde bezuinigingen- ontslagen bij de VPRO. Boots herinnerde in zijn dankwoord aan de praktijk, waarin uiteindelijk niet meer hij, maar een centrale muziekredactie de keuze bepaalde van wat hij nog draaien mocht. In plaats van verscheidenheid te koesteren, wordt radio steeds eenvormiger. De moedeloos makende hits uit de jaren tachtig in de nieuwsuren van Radio 1 (Talkings Heads met ‘Road To Nowhere’ [correcte titel OMC]; ‘Uptown Girl’ van Billy Joel) zijn de illustratie van het uniforme doelgroepdenken.
Okay, Radio 1 kun je nog denken. Maar het gaat om de structuur, dat deprimerende mengsel van de slechtste aspecten van Oostblok-bureaucratie en efficiëntie-kapitalisme, centrale muziekredactie met doelgroepdenken. Niets nieuws natuurlijk. maar het blijft irritant. Het is ook een illusie dat radio nog ooit vooruitstrevende muziek gaat draaien ook al zou juist de taak van de publieke omroep moeten zijn om zich aan niches te wijden. Ware het niet dat het verschil tussen publieke en commerciële omroep in Nederland al lange tijd nihil is. Vanzelfsprekend is er genoeg kwalitatief hoogstaande internetradio voor elk soort muziek om meerdere levens mee te vullen maar het gaat om het principe. De gemedieerde deken van nostalgie die over alles wordt gedrapeerd en dus gewoon percepties vormt. Een blokkade van alles dat naar toekomst, verandering, verschil, onvoorspelbaarheid klinkt. Gevaarlijk.

maandag 17 juni 2013

Techniek, nostalgie, politiek

I believe that much of the weak commentary on the New Aesthetic is a direct result of a weak technological literacy in the arts, and the critical discourse that springs from it. It is also representative of a far wider critical and popular failure to engage fully with technology in its construction, operation and affect. Since at least the introduction of the VCR – perhaps the first truly domesticated computational object – it seems there has been a concerted, societal rejection of technical understanding, wherein the attitude that “I don’t understand this and therefore don’t like this and therefore I will not investigate this” is ascendant and lauded. This attitude manifests in the low-level Luddite response to almost every technical innovation; in the stigmatisation of geek culture and interests, academic and recreational; in the managerial culture of economic government – and in the elevation of sleek, black-box corporate-controlled objects, platforms and services, from the iPhone to the SUV, over open-source, hackable, comprehensible and shareable alternatives. This wilful anti-technicalism, which is a form of anti-intellectualism, mirrors the present cultural obsession with nostalgia, retro and vintage which was one of the spurs for the entire New Aesthetic project; it is boring, and we reject it. 

Over New Aesthetic zal ik nog uitgebreid terugkomen in De Toekomst Hervonden maar 'The New Aesthetic and its Politics' kaart op diverse niveaus belangrijke vraagstukken aan.


zondag 16 juni 2013

Obscure muziek: de limiet


Denk je toch dat nu alles wel is gehoord en uitgebracht, de laatste niche gevonden, de vreemdste parel ontdekt. Dat was een vergissing. Lees hier het vreemde verhaal van Martin Zeichnete en zijn hippe soundtracks die hij van 1972 tot 1983 produceerde voor atleten in de DDR. Nu uitgebracht onder de prachtige naam: Kosmische Läufer. The Secret Cosmic Soundtrack of the East German Olypmic Program 1972 - 1983 kun je op Bandcamp beluisteren en kopen.

Of toch niet? En hebben we hier te maken met een vervalsing? Dat heeft ook deprimerende implicaties. Fantasie platen hebben natuurlijk hun charme. Maar het begint er op deze manier op te lijken, dat nu het verleden echt totaal in kaart is gebracht en tot de laatste ader gemijnd, het tijd is om te beginnen met de "heruitgave" van valse geschiedenissen. Retromania van de tweede orde. Kortom, los van een uiting van hoogwaardig postmodernisme, weinig constructief.


vrijdag 14 juni 2013

The Age of Plunder

We are inundated by images from the past, swamped by the nostalgia that is splattered all over Thatcherite Britain. Everywhere you turn, you trip over it: films, television series of varying quality, clothes, wars, ideologies, design, desires, pop records. A few more examples, to make your hair really curl: the Falkland War - so Empire, so Forties war movie; Brideshead Revisited and A Kind of Loving, two Granada serials that looked at the Twenties and the Fifties respectively through rose-coloured glasses with the design departments having a field day with all this 'period' nonsense.
(...)
Craving for novelty may well end in barbarism but this nostalgia transcends any healthy respect for the past: it is a disease all the more sinister because unrecognised and, finally, an explicit device for the reinforcement and success of the New Right.

 Jon Savage - The Age of Plunder (The Face, Januari 1983)

Wanneer je je in de materie verdiept wordt steeds duidelijker dat in de jaren '80 een soort proto-retromania problematiek is geformuleerd, en dan moest het echte offensief -de Levi's en wit shirt met soul classics ideologie- nog worden ingezet. Acid house heeft deze eerste fase van retromania overspoeld en we dachten dat de toekomst nu frictieloos zou blijven doorrollen. Helaas. Het tijdperk van plundering dat Savage analyseerde is nog veel complexer en met grotere kracht teruggekeerd. Maar eigenlijk is de vraag die overblijft: is retromania zo stevig verankerd dat  nu echt geen volgende futuristische fase meer de kans krijgt om het te overstijgen? Daar lijkt het soms misschien op maar uiteindelijk zal het breken. Die vernieuwing zal dan zo krachtig zijn dat de veranderingen over de gehele maatschappelijke linie voelbaar zullen zijn. Het zal het moment zijn dat je denkt: nu is de 21ste eeuw echt begonnen.

donderdag 13 juni 2013

Nog meer kritiek op de laptop

Mooi interview in The Quietus met Jon Hopkins, de volgende technoproducer die zich buigt over het probleem van pure digitale muziek.

In the corner of your studio there you've got your old piano and of course you were classically-trained. How did that come into Immunity?

JH: I've had that piano since I was eight-years-old. I used the pedals for rhythms, though the sounds have been through so many processes nobody will ever be able to tell. Most people get an 808 patch, do a double speed rhythm and that's that. It seems amazing that everyone uses the same drum sound, I hear it all the time. I don't understand the idea of starting from the same point and not changing it that much. Using real instruments, real things (even real synths because they're physical things too) each time you include a new instrument it adds new depth. Equally each time you record a track entirely on a laptop it takes away depth, so you end up with this piece of CGI music.
 Ambachtelijk gemaakte synthesizers. Bij voorkeur gepersonaliseerd. Ik vermoed dat het groot gaat worden.

woensdag 12 juni 2013

Digitale rot in kunst


That was the conundrum facing the Whitney Museum of American Art, which in 1995 became one of the first institutions to acquire an Internet-made artwork. Created by the artist Douglas Davis, "The World's First Collaborative Sentence" functioned as blog comments do today, allowing users to add to the opening lines. An early example of interactive computer art, the piece attracted 200,000 contributions from 1994 to 2000 from all over the globe.

By 2005 the piece had been shifted between computer servers, and the programmer moved on. When Whitney curators decided to resurrect the piece last year, the art didn’t work. Once innovative, “The World’s First Collaborative Sentence” now mostly just crashed browsers. The rudimentary code and links were out of date. There was endlessly scrolling and seemingly indecipherable text in a format that had long ago ceased being cutting edge.

Dat komt goed uit. Dit artikel When Artworks Crash: Restorers Face Digital Test handelt over een aantal vragen en problemen dit ik probeerde aan te kaarten in de TENT lezing.

dinsdag 11 juni 2013

Over The Inheritors

The LP was meant to be like an alternate universe where the sprawling inventive madness of the '60s and '70s hadn't been out-evolved by punchier, more functional and direct music—a sort of utopia for the non-competitive idea. 

James Holden over zijn nieuwe album The Inheritors (releasedatum: 24 juni). Altijd een muzikant/DJ die niet bang is. Een begeleidende (en hele spannende) Resident Advisor podcast is hier te vinden.

maandag 10 juni 2013

Future Shock: de film


Ook gewoon online te vinden, de Orson Welles documentaire uit 1972 gebaseerd op Alvin Tofflers Future Shock (1970). Net als het boek een vermakelijk retro-futurisme met, hoe kan het anders, proto-Boards of Canada soundtrack. Een wonder trouwens dat de film niet kapot is gesampled door techno producers.


zaterdag 8 juni 2013

Lezing Tent: complete tekst

Hier de tekst van de lezing die ik heb gegeven op 7 juni op Less Is More, More Or Less in TENT, Rotterdam. Met een aantal afbeeldingen die op de achtergrond werden gebruikt. Trouwe lezers/volgers zullen een aantal riffs herkennen.

Beauty In Decay




I

Jullie moeten me vergeven dat ik met een zeer Amsterdamse anekdote begin. Een tijd geleden stond ik met mijn oudste dochter te wachten op de tram bij de halte Spiegelgracht. Deze ligt recht voor de ingang van het Rijksmuseum. Opeens werd ik overmand door de vraag: hoeveel is er sinds mijn kindertijd (begin jaren zeventig) in dit straatbeeld veranderd? Er is ergens in de loop van de jaren zeventig een heel lelijk gebouw geplaatst tegenover het Rijksmuseum, de trams zijn van kleur veranderd, er zijn heel veel verkeersborden bijgekomen, aan het einde van de straat, naast Paradiso, is twintig jaar geleden een complex gebouwd…sommige gevels zijn schoongemaakt. En dat zijn ongeveer de belangrijkste verschillen. Een gevoel van tijdloosheid overmant je. Dat is zowel een veilig als onbehagelijk gevoel. Nu kun je zeggen: Amsterdam wil een openluchtmuseum zijn…maar dan is het alleen een meer extreme uiting van een cultuur die gevangen lijkt door het verleden.

Er worden nog steeds sondes richting de toekomst gestuurd maar ze lijken geen direct effect te sorteren aangezien het gewicht van het verleden steeds zwaarder drukt. Steeds meer artefacten, kunstwerken uit het verleden, die niets aan kracht hebben ingeboet, zijn beter in kaart gebracht, worden met zorg geconserveerd en compulsief overladen met betekenis. Wat zorgen baart, is wanneer een vorm uit het verleden steeds opnieuw wordt hergebruikt. Sommige creatieve gebieden zijn hier op het moment gevoeliger voor dan andere. Mode heeft zich uit een lange retrocyclus ontworsteld en laat met gebruik van de laatste technologieën en materialen meer nieuwe ideeën toe. De jurken van Iris van Herpen zijn het meest radicale voorbeeld, maar ook gevestigde merken als Balenciaga, Dior en Prada zijn op diverse manieren continu op zoek naar vernieuwing. Een alledaags merk als Nike heeft een perfecte balans gevonden waarin het zijn klassieke modellen respecteert maar ook lijnen lanceert die specifiek gericht zijn op innovatie.

 Literatuur en muziek zijn echter bijna tot stilstand gekomen terwijl er meer muziek wordt gemaakt, meer wordt geschreven dan ooit te voren. In zijn boek Retromania heeft de popcriticus Simon Reynolds uitputtend geanalyseerd hoe de hedendaagse situatie van met name popmuziek een uitkomst is van historische trends. Retrobewegingen en revivals zijn al lange tijd actief. Postmoderne nostalgie kende met het White Album van The Beatles al in 1968 het startsein. Het probleem is dat het verleden de afgelopen jaren alles dreigt te overwoekeren.

 Een belangrijke oorzaak van deze situatie is dat een deel van de creatieve industrie wat betreft internet een adaptatiefase heeft doorgemaakt. Het is onder druk komen te staan, op economisch niveau angstig geworden en richt zich op wat zekerheid biedt. Dat wat al succes heeft gekend. Het belangrijkste product is de eindeloze heruitgave. Eerst als remaster, vervolgens als boxset met alle studiotakes en alternatieve versies, dan als ultieme jubileumcollectie. Daaraan gelieerd is het fenomeen van artiesten die concerten geven waar ze hun beroemdste album integraal spelen. Ook voormalige leiders van de underground als Sonic Youth en Pixies hebben dit model klakkeloos gevolgd. Op deze manier ontstaat een museumficatie van de complete cultuur inclusief genres, als popmuziek, die traditioneel volgens een andere, namelijk vernieuwende dynamiek functioneerde.






Waarom is dit problematisch? Museumficeren van popmuziek uit de jaren ’60, punk, rave… maar ook de radicalere kunstbewegingen als Dada, Surrealisme en het Futurisme is uiteindelijk een verraad plegen aan de kern hiervan. Het verlangen naar een opening, een nieuwe manier van zien of luisteren. Daarnaast is een obsessie met het verleden een karakteristiek onderdeel van de conservatieve politiek. Churchill, Thatcher maar ook Fortuyn, Balkenende en Wilders spraken en spreken graag over een terugkeer naar een verloren staat waarin de maatschappij op alle niveaus overzichtelijk was en schijnbaar perfect werkte. Vernieuwende cultuur zal altijd dit mythische evenwicht doorbreken. Retro neigt naar politiek conservatisme maar inmiddels is het hele politieke spectrum ermee geïnfecteerd: is men ook nostalgisch naar breed maatschappelijk engagement, solidariteit en wenst men bij de recente kroning óók rellen, zoals in 1980. Een overkoepelende retrocultuur is uiteindelijk problematisch omdat we ons op het moment niet op een maatschappelijk optimum bevinden om op stil te staan en zelfgenoegzaam terug te kijken…en vooral niet politiek en cultureel.

 Een mogelijke oorzaak van retromania is zogenaamde future shock zoals de futurist Alvin Toffler het in 1970 in zijn gelijknamige boek beschreef. Zijn argument is dat door een groot aantal technologische veranderingen in te korte tijd, we gedesoriënteerd raken en teruggrijpen naar de zekerheden van het verleden. Een reflex. En die reflex kan onder andere worden overwonnen door juist creatief mee te bewegen met verandering. Dit kan echter mogelijke valkuilen herbergen. Wat is immers makkelijker dan te zeggen “oh, dan gebruiken we de laatste technologieën voor het maken van kunst.” Dit is inderdaad wat in mode nieuwe paden creëert maar in muziek is de computer steeds meer een gevangenis die eindeloze mogelijkheden schenkt maar juist uniforme resultaten produceert.

Het gaat ook om een mentaliteit. Ik gebruik zelf graag de microblogsite Tumblr als een soort moodboard waarmee je op eenvoudige wijze een netwerk kunt bouwen van mensen met eenzelfde interesse en smaak. De afbeeldingen die hier worden geprojecteerd zijn bijvoorbeeld bijna allemaal de afgelopen jaren via Tumblr verzameld. Wat mij opvalt wanneer ik verdwaal door Tumblr is dat veel tieners geobsedeerd zijn door de esthetiek van de jaren ’60, 70 en 80. Als esthetische leerschool is dit geweldig, ze beschikken over een basiskennis van beelden waar ik op dezelfde leeftijd alleen maar van kon dromen. Maar waar leidt deze kennis toe? Blijft men in een nostalgische dagdroom hangen van een tijd die nooit is geleefd en niet zal terugkeren? Of daagt deze kennis uit tot de formatie van nieuwe vormen? En krijgen jongeren daar wel de kans toe? Er zijn bijvoorbeeld jonge muzikanten die gepikeerd reageren wanneer ze worden aangesproken op het feit dat ze teveel in het verleden duiken. Dat graven in het verleden zijn gradaties in aan te brengen maar het gevaar bestaat dat men elkaar teveel op de vingers kijkt. A watched pot never boils zegt het Engelse spreekwoord, helemaal als miljoenen continu de pan in de gaten houden. Een zekere afstand bewaren in plaats van continu hypen en helpen zou een gezonde situatie vormen. De huidige sociaal-technologische constellatie maakt dit echter vrijwel onmogelijk.


II

Uiteindelijk zal de museumficatie tevergeefs zijn. Neem een iconisch schilderij als De Nachtwacht in gedachte. En laten we nu een sprong in de toekomst nemen. Over ongeveer vier miljard jaar zal het Andromeda sterrenstelsel botsen met ons melkwegstelsel. De zwarte gaten die het centrum vormen van beide stelsels zullen om elkaar heen draaien en uiteindelijk samen een zwart gat vormen dat het centrum zal zijn van een nieuw sterrenstelsel. Wat dit precies zal betekenen voor de Aarde is onduidelijk maar dat maakt uiteindelijk niets uit. Over ongeveer 1.4 miljard jaar is het leven op aarde onmogelijk geworden omdat de zon steeds feller zal schijnen voordat deze weer veel later uitdooft. Over het lot van de mensheid zelf is veel minder zekerheid te geven. Wellicht zullen we evolueren en nog tienduizenden jaren verder leven. Gezien de manier waarop we met de planeet omgaan, zal de mensheid eerder uitsterven. En sommigen hangen het idee aan dat de mens al deze eeuw in een synthese met technologie opgaat en als homo sapiens zal verdwijnen. Ondertussen is het steeds onwaarschijnlijker dat een enkele mens ooit ons zonnestelsel zal verlaten.



Wat betekent dit voor De Nachtwacht? Het lijkt een mooie inspiratiebron voor romantische sciencefictionverhalen. Bijvoorbeeld een interplanetaire exodus van de beroemdste kunstwerken richting een maan van Jupiter, totdat de omstandigheden er zo ongunstig zijn dat verder moet worden getrokken. Om uiteindelijk te eindigen op een buitenaardse kunstmarkt. Welke kunstwerken zouden worden uitgekozen om mee te gaan op deze tocht? Wie beslist dit?... Waarschijnlijker is dat De Nachtwacht altijd op Aarde blijft en dus zal vergaan. In een aantal scenario’s zal het in een leeg museum hangen omdat er geen mens meer bestaat om het te bekijken. Misschien zal het Rijksmuseum onderlopen en het schilderij zijn verhuist naar een hoger gelegen museum als het Louvre. Tot die tijd zal De Nachtwacht keer op keer worden gerestaureerd totdat er geen enkele molecuul meer overblijft die door Rembrandt zelf is aangebracht. Het is een simulacrum geworden.

Een angst dat kunst verloren zal gaan, gekoppeld aan een excessief conservatieproces, vergt op lange termijn enorm veel energie. Terwijl een vitale cultuur verjonging nodig heeft. De realiteit is dat we niet beide kunnen bolwerken. In ieder geval is een ander balans nodig tussen bewaren en verkennen. Hoe is dit te bewerkstelligen? Een mogelijkheid is het stimuleren van een soort hernieuwde vorm van romantiek, een technoromantiek die schoonheid in verval ziet en accepteert. Waarom fascineert Blade Runner ons na al die jaren nog? Omdat de film een beeld schetst van een stad die zowel creatief is als onderhevig aan aftakeling. Dit Los Angeles is niet altijd een pretje om in te wonen maar het is spannend, in beweging, ondanks het belang van herinneringen heeft het verleden geen grip op de stad en bewoners.

Verval is psychisch “gezond” in vergelijking met een maatschappij die risico’s probeert uit te bannen. Verval is op een dieper niveau een onontkoombare realiteit, we vechten onbewust tegen de tweede wet van de thermodynamica, die stelt dat elk systeem neigt naar wanorde. Onze lichamen vechten hier tegen, het complete evolutieproces doet dit totaal doelloos. Maar uiteindelijk zal ook het universum naar alle waarschijnlijkheid een zogenaamde staat van warmtedood bereiken, waar alle materie als het ware uit elkaar is gevallen. Dat is geen tragedie want de kosmos bevindt zich in een continue staat van vernietiging en wedergeboorte. Stervende sterren verspreiden in hun laatste ontploffing het materiaal voor de geboorte van nieuwe sterren. Het accepteren van de relatie tussen verval en creatie heeft een aantal dimensies die wellicht ook helpen om het gevoel van retromania te doorbreken.

Wanneer we aan steden denken waar ooit sterke creatieve scenes opbloeide denken we aan de jaren zeventig waar Londen, Amsterdam, West-Berlijn en vooral New York in verschillende gradaties in verval raakten. De middenklasse verhuisde naar buitenwijken terwijl de financiële centra en musea gewoon bleven functioneren. New York was rond 1975 zowel een middeleeuwse stad met wolkenkrabbers als het financiële centrum van de wereld. In dat spanningsveld van macht, geld, verval en kunst ontwikkelden zich allerlei nieuwe vormen. Het meest radicale voorbeeld blijft echter Detroit. Detroit is vaak een spookstad genoemd, een voorbeeld van hoe de toekomst van elke grote stad er uit zal zien. Maar het was tot de jaren zestig een bloeiende industriestad. Na de rassenrellen van 1968 en de groeiende concurrentie van de Japanse auto-industrie liep Detroit leeg en is daar ondanks talloze lokale initiatieven nooit van hersteld. Het is ook de stad waar techno, waarschijnlijk de laatste muzikale avant-garde, is ontstaan. Een sterke kunst die als noodzaak zich ontworstelt uit de puinhopen en voedt op vergeten dromen.

         Het probleem is natuurlijk dat je een dergelijke creatieve stad in verval niet kan plannen als een soort laboratorium. Detroit is door Amerikaanse overheden aan zijn lot overgelaten vanuit racistische motieven en economische desinteresse. Het is niet iets dat men in de Westerse wereld buiten de Verenigde Staten snel op eenzelfde schaal zal nadoen. Margret Thatcher heeft ooit overwogen Liverpool aan zijn lot over te laten maar dat was blijkbaar toch een brug te ver. Ironisch genoeg zijn het niet stadscentra die verder in verval zijn geraakt, want deze zijn de laatste 25 jaar vrijwel allemaal opgeknapt en herboren als culturele centra die bedrijven en hoge inkomens aantrekken. Het zijn de lokale buitenwijken waar de middenklasse in de jaren zeventig naar vluchtte die vaak in verval zijn geraakt. Dit kan uiteenlopen van de beruchte Parijse banlieue tot het meer bescheiden Bijlmermeer, voorbeelden van complexen waar de originele planning teniet wordt gedaan en een eigen plan wordt getrokken. Wat zij echter missen is de nabijheid van financiële centra, galerieën en musea om een zekere esthetische dynamiek te genereren. Verval is hier afgeschermd in een vaak gewelddadig reservaat met een eigen creativiteit onzichtbaar voor het zoeklicht van media. Totdat een representant van de gevestigde cultuur zich erin interesseert en elementen gebruikt. Waarna de authenticiteit die we verlangen als in een tragedie verdwijnt. Het schoolvoorbeeld is Diplo. Een DJ/producer die graag inspiratie opdoet in de sloppenwijken van Rio de Janeiro en vervolgens zijn muziek volstopt met favela funk. Ongetwijfeld met de beste intenties maar in de vertaling gaat iets, noem het aura, verloren.


III

We zijn gewend geraakt aan het idee dat Nederland af is en dat alles, ook creativiteit gepland is en precies zijn plaats in de maatschappij en de stad krijgt toebedeeld. De vraag is hoe lang dit nog realistisch is vol te houden. Nederland heeft moedwillig de boot gemist op het gebied van duurzame energie en gaat daar de komende decennia de prijs voor betalen. De huizenmarkt en vooral speculatie met kantoorgebouwen zal waarschijnlijk ook niet terugkeren naar de niveaus van voor 2008. Het is niet ondenkbaar dat Nederland tijdelijk weer in een emigratieland zal veranderen. Verval zal lokaal, zonder planning, verschijnen en ik vermoed dat in de spanning die hier ontstaat creatieve openingen mogelijk zullen zijn.



Kan het verleden op een andere, minder naargeestige, wijze worden vermeden? Er is een mogelijkheid dat retroculturen op Hegeliaanse wijze een soort onontkoombare antithese vormen van modernistische bewegingen als punk en techno.  Waarna een volgende synthese onvermijdelijk zal plaatsvinden. De eerste signalen hiervoor worden steeds duidelijker zichtbaar. Het is tegenwoordig wanneer we het over de toekomst van creativiteit hebben haast een verplichting om het over de Maker cultuur te hebben. Het netwerk van digitaal ambacht dat door de meer enthousiaste vertegenwoordigers als een nieuwe industriële revolutie wordt gezien. Het icoon van de Makers is de 3D-printer, waar ik zelf nog sceptisch over ben omdat het, naast hele handig oplossingen voor het maken van specifieke onderdelen, vooralsnog vooral meer plastic troep belooft. Maar de belofte van de Maker cultuur gaat meer om het bieden van een alternatieve creativiteit en een dialoog over de mogelijkheden van een aantal nieuwe technologieën als lasersnijders en robots die steeds betaalbaarder worden. Daarnaast biedt de Maker cultuur nieuwe modellen en manieren om samen te werken. Minder bedrijfsmatig en op 20ste eeuwse managementfilosofie gebaseerd met zijn eeuwige mantra van efficiëntie. Meer op de praktijk van de werkplaats. Meer ook gericht op het vrij uitwisselen van informatie. Dit gebeurt met behulp van een eigen infrastructuur van tijdschriften, festivals, galerieën en creatieve laboratoria.

Hoogstwaarschijnlijk zal de 3D-printer een primitieve tussenvorm zijn, een stap richting nu nog moeilijk voor te stellen machines en artefacten. En dan zullen we in 2040 ongetwijfeld nostalgisch terugblikken op de jaren ’10, het hoofd brekend over de moeite die het kost om vintage Facebook pagina’s van digitale rot te behoeden.