Mastodon designing futures where nothing will occur

zaterdag 31 december 2016

2016: De Toekomst Hervonden



2016, het jaar dat de 21ste eeuw begon, of zich in volle glorie ontvouwde. Er was dit jaar een half pathetisch/half ironische neiging om 2016 als een soort Magere Hein te personificeren die allerlei beroemdheden vermoordde. Vanzelfsprekend bestaat hier een rationele verklaring voor. Popcultuur explodeerde in de jaren zestig en veel artiesten en sterren van die generatie raken op leeftijd. Aangezien de levensstijl van dit gilde over het algemeen niet het gezondste is geweest zullen de komende jaren nog veel meer volgen. Maar zelfs zonder excessen is duidelijk dat een leven als artiest het lichaam op soms onvoorziene manieren sloopt. Of het nu Prince is die aan chronische heuppijn leed door jaren lang op hoge hakken op te treden of dj’s die in een permanente jetlag leven en jarenlang in rokerige zalen hebben gedraaid. En die opoffering voor de kunst heeft natuurlijk zijn romantische charme.

2016 voelde als de slang die vervelt en zijn oude huid achter laat. In culturele zin is een proces van afsluiting begonnen, reden waarom retromania opeens lijkt te verdampen. In minder macabere zin was het ergens een opluchting dat Bob Dylan de Nobelprijs van de Literatuur kreeg. De triomf waar een groot deel van zijn generatie jarenlang naar smachtte. Maar met de ultieme blijk van goedkeuring wordt dit culturele moment definitief onderdeel van het establishment. Het was dan ook perfect dat Patti Smith, de museumdirectrice van rock ‘n’ roll, de prijs voor Dylan in ontvangst nam. Bevrijd kan de popcultuur verder uitdijen zonder ooit de kracht van die originele explosie te evenaren.

Maatschappelijk is eenzelfde vervelling gaande waar lastig grip op is te krijgen. Rationeel observerend zie je de verandering gebeuren, een trage ontmanteling van een stelsel van democratie, welvaartsstaat en natiestaat door onhoudbare globalisering en technologisering. Dit heeft bepaalde processen in gang gezet die niet te stuiten lijken: het concept van democratie is blijkbaar zo zwak dat het geen alternatief kan verzinnen voor een vrijwillige metamorfose naar een controlestaat die xenofobie gretig kanaliseert. Je weet het, je voelt het, maar in je dagelijkse realiteit blijf je er in West-Europa weinig van merken. Blijft dat zo? Of komt de klap des te harder, op een semi-onvoorspelbare manier?

Ik spreek niet graag over een Derde Wereldoorlog omdat ons altijd werd geleerd dat die het einde van alles betekende. En een oorlog van dat kaliber hoop ik toch niet mee te maken. Maar als je eerlijk bent is op een ander niveau iets veel geniepiger aan de hand, een soort permanente ambient oorlog die net buiten het gezichtsveld, het Europese continent, plaatsvindt maar waar de gevolgen alleen indirect voelbaar zijn in de vorm van vluchtelingen (waar over het algemeen onmenselijk, een ongewilde abstractie, mee wordt omgegaan.) En er woedt zonder twijfel een Koude Oorlog 2.0 waar moeilijk de contouren van zijn te ontwaren, half bluf en mystificatie, maar aan de andere kant met een mogelijk reële invloed op verkiezingen. Overigens een manier van oorlogvoeren die iedereen met een vooruitziende blik al minstens 30 jaar geleden had kunnen zien aankomen terwijl overheden straaljagers bleven kopen. Het leger gebaseerd op principes uit de 20ste eeuw lijkt net zo onthand als ruiters die aan het begin van de Eerste Wereldoorlog opeens geconfronteerd werden met mitrailleurs. Maar in plaats van de militair te hervormen naar een informatiespecialist keert het leger naar binnen toe om in steeds meer landen (Verenigde Staten, Frankrijk en Turkije) een synthese of vervanging te vormen van de politiemacht. Inderdaad een van de hoekstenen van fascisme.



Het is lastig om nog tegenkrachten te vinden. In parlementaire democratieën is bijna elk alternatief of verschil platgewalst door de neoliberale consensus. Burgers die veranderingen willen doorvoeren weten dat ze gerichte projecten moeten organiseren en zelf initiatief dienen te nemen om bureaucratieën te breken. De ergste excessen op collectief niveau worden alleen nog tegengehouden in de rechtszaal en je kunt je afvragen hoe lang het duurt voordat het mandaat van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens wordt teruggedrongen (een van de meest gehate instituties door populisten en nationalisten: wees op je hoede als je de term 'activistische juristen' hoort.)

De vierde macht, journalistiek, is vrijwel compleet geërodeerd doordat het niet adequaat kon omgaan met digitale technologie. De zonde van de journalistiek is dat het is meegegaan in het digitale verdienmodel van de klik. De klik die leeft bij gratie van schandaal, beroemdheid, irritatie, woede, meningen. Populistische politici weten als geen ander de klik te gebruiken. Het zijn trollen die een nieuwe generatie journalist, niet meer wezenlijk geïnteresseerd in feiten of controle van macht, onweerstaanbaar vindt en waar goedwillenden op social media steeds maar in blijven trappen door te reageren terwijl daardoor de boodschap verspreidt. In Nederland zijn een handvol journalisten er nu ten aanzien van Wilders achtergekomen, worden de mechanismen in kaart gebracht, maar natuurlijk jaren te laat.

Gaan we dan een hopeloze periode tegemoet? In zekere zin hoeft dat helemaal niet, al zullen de gevolgen van klimaatverandering er de komende decennia in blijven hakken. Nog steeds leven we in een mogelijke transitieperiode naar een nieuw soort levensverbanden waarin de mens op diverse manieren met digitale informatie en nieuwe artificiële levensvormen zal omgaan. Langzaam begint de dagelijkse realiteit te veranderen, nu nog op vaak knullige wijze maar ongetwijfeld zal dit steeds geavanceerder worden. In die vergaande digitalisering ligt een verlies van autonomie verscholen, want we worden steeds meer onderdeel van digitale netwerken waaraan we beslissingen delegeren of afhankelijk van worden (hoe voel je je wanneer internet tijdelijk uitvalt?) Maar wellicht zal dit ook een verlies van psychische autonomie inhouden, een vorm van egoverlies die niet ongunstig hoeft uit te pakken.

De laatste tijd heb ik me weer meer verdiept in de natuurwetenschappen, een wereld van ultrakorte en onvoorstelbaar lange tijdspannen, met een aanstekelijke positieve blik, gedreven door nieuwsgierigheid en fantasie. Een wereld ook waar men fundamentele inzichten kritisch ondervraagt en bijvoorbeeld theorieën van Einstein aan het wankelen worden gebracht. Een wereld die zijn puriteinen kent en ook niet immuun is voor de verrottende invloed van geld en hypes maar in wezen naar voren kijkt en niet bang is. Het recept tegen negativisme en het feitenvrije klimaat dat politiek en media heeft gecreëerd (Forbes is verrassend genoeg een hele goede bron voor toegankelijke wetenschapsartikelen.)

                                                           *

Het afgelopen jaar was op persoonlijk niveau vreemd maar buitengewoon positief van aard. Ik kreeg de kans om het bestaan als freelancer achter me te laten net toen ik mijn laatste boek had gepubliceerd, wat mij meer rust gaf en minder tijd voor vrije associatie. Hierdoor kon ik onvermijdelijk minder aandacht besteden aan De Toekomst Hervonden. Vreemd genoeg begonnen na de zomer de bezoekersaantallen enorm toe te nemen, wat de cynicus in mij vooral wijt aan een, mij verder onbekende, verandering bij Google. December is zelf de meest populaire maand ooit geweest. Dan verschijnt al snel bij mij het idee om te stoppen op een hoogtepunt. Zoals De Jeugd van Tegenwoordig en De Zijlijn bovendien observeerde: iedereen heeft tegenwoordig een mening. Dan voelt je eigen bijdrage snel nutteloos. Maar al zal de frequentie van schrijven minder worden, wil ik het blog toch open houden, een kanaal waar ik bepaalde ideeën kwijt kan, de hopelijk positieve kanten van de 21ste eeuw.

woensdag 21 december 2016

Bowie(s)

The 20th century was the age of the frontline news photo, the water-cooler TV moment, the must-have LP, but all those heat-of-the-moment things have been demoted or disappeared in our new century's digital realignment. In our current post-everything age, Bowie's death was another reminder of how times have changed: an oldtime star who once enacted his alter ego Ziggy Stardust's demise as an old-fashioned diva-esque theatrical goodbye-ee, and who more or less staged his own death online, with admirable restraint, impeccable good manners, and a profoundly surprising, legacy-salvaging last work, Blackstar. His career began in the early-to-mid 1960s when rock music itself had barely got up a head of steam, BBC2 had just become the UK's third TV channel, and there was very little 'media' to register the underground tremors of rock. By the time he died, the music and the culture it gave birth to had boomed, then bust. There is still music and obscene amounts of money to be made – perhaps more than ever. But it sometimes all feels like little more than a Potemkin masquerade, mass nostalgia for a time when rock really mattered. It's impossible to imagine something like Bowie's masterpiece Low (1977) coming out now, an album split down the middle like an old Mad centrepiece, one half fidgety pop songs (the whitest blues ever recorded), the other just pure tone.
Ian Penman in London Review of Books. Onder het mom van een recensie van vier boeken over Bowie en glamrock gaat de meester natuurlijk zijn eigen gang en maakt vervolgens de boeken onnodig. Best wel een streek. Ik vraag me trouwens af hoe lang het nog duurt voordat dit soort artikelen ook niet meer dan een herinnering zijn. In zekere zin kunnen ze alleen in deze periode worden geschreven, een wijze melancholie van iemand die weet dat een tijdperk ten einde is gekomen en de toekomst...ondenkbaar is?

donderdag 15 december 2016

Favoriete albums van 2016

 

Het jaartje wel, dat 2016 (daarover later meer in een uitgebreid statement). Muzikaal interessant, niet uitgesproken futuristisch, maar de ergste retromania zit er toch wel op. Een sterk jaar voor techno en electronica in het algemeen mag ik wel stellen. Nog steeds vraag ik me af of dit wat betekent voorbij muziek an sich want de clubcultuur lijkt nog steeds vastgeroest in dezelfde patronen van de afgelopen 25 jaar. Mijn jonge collega’s kunnen zich vrolijk maken over het feit dat ik nog een nieuwe cd-speler koop maar hun clubervaring (en veel van de dj’s die ze goed vinden) is vrijwel ongewijzigd sinds de dagen dat ik als de jonge Dionysus anoniem over de dansvloeren zwierf (bij hun lijkt het meer een sociaal evenement, met muziek als achtergrond.) Hoe dan ook, met gemak tien uitstekende platen gevonden met weer de traditionele uitschieter die als eerste wordt genoemd, de rest in willekeurige volgorde.

The Avalanches – Wildflower
Als Paul’s Boutique de Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band is en It Takes a Nation of Millions de Are You Experienced? dan is Wildflower de Smile van het sampledelia tijdperk. Boem! Niets meer, niets minder. Het duurde jaren voordat hij eindelijk verscheen, op het eerste gehoor was er even twijfel, maar er is dit jaar geen album verschenen dat wat betreft diepte van geluid, ambitie, intertextualiteit, plezier, samenspel van technologie en herinnering in de buurt kwam van Wildflower.

Biosphere – Departed Glories
Zwaarmoedig en spookachtig. Pure ambient. Biosphere uit het niets weer terug in topvorm. Zoals de beste albums in 2016 nog lang niet verzadigd.

The Orb – Cow/Chill Out, World!
Van dezelfde status als Biosphere en ik verwachtte eerlijk gezegd dat zij de lichtvoetige, vrolijke ambient interpretatie zouden presenteren (ten opzichte van Departed Glories). Toch is Cow/Chill Out, World! lange tijd even ongrijpbaar. Het idee is meteen sterk: een doorlopende suite van post-Tangerine Dream Kosmische Musik met een paar trademark droge Engelse stemmen en veel vogelgeluiden. Het aha-moment kwam natuurlijk luisterend op de bank, half in slaap gevallen, waar de melodieën opeens fantastische patronen maakten die compleet logisch klonken. Alweer een stap voorwaarts in een inmiddels imposante carrière.

ABC – The Lexicon of Love II 
2016 was het jaar van onverwachte releases en deze had ik zeker niet zien aankomen. Kon dit goed gaan? Verrassend genoeg wel. Een klassieke popplaat krijgt zowaar 34 jaar later een volwaardig vervolg. Niet dat je het nog op de radio zult horen. Dit is elegante en slimme pop met echte refreinen en melodieën die te subtiel is voor de dictatuur van het format. Een groep die op de mooiste podia hoort te schitteren (Royal Albert Hall in het thuisland), maar in werkelijkheid in Zoetermeer en Hilversum optreedt. Feit. (Al heeft dat ook zijn absurde charme).

Autechre – elseq
Intimiderende opgave natuurlijk, meer dan vier uur Autechre in een keer. Waar haal je de tijd tegenwoordig vandaan? Op werk? Een collega liep op werk langs onze geluidsinstallatie en observeerde bezorgd “dat er iets mis was met de radio.” Maar wie het als ambient opzet komt er al snel achter dat hier weer prachtige tracks op staan met vaak imposante lengte. Stugge futuristen die nog steeds iedereen twee stappen voor zijn.

Richie Hawtin – From My Mind To Yours
Arme Richie Hawtin kan het niet goed doen. Maakt hij een emotionele technoplaat als Ex krijgt hij te horen dat het niet zo goed is als zijn oude werk, maakt hij zoals op From My Mind To Yours een verzameling tracks in zijn oude stijlen, is de kritiek dat hij teveel terugblikt. Kortom, gezeik. De realiteit is dat Hawtin hoorbaar plezier had in het maken van ongecompliceerde techno- en acidtracks. En wanneer hij zich er toe zet kan niemand dat beter.

Juan Atkins & Moritz Von Oswald present Borderland – Transport
Het echte vervolg op Deep Space. Techno op zijn meest kosmisch. De lightest side of The Force.

A Made Up Sound – A Made Up Sound
Ik zal maar gewoon toegeven dat het werk van Dave Huysmans sinds zijn eerste 2562 werk als het spreekwoordelijke vliegtuig vol coke onder de radar is gevlogen. Een enthousiaste recensie op Resident Advisor leek een goede aanleiding om eens ongehoord deze dubbele compilatie met werk sinds 2006 aan te schaffen. Wat me in eerste instantie opviel is hoe afstandelijk zijn muziek is, bijna didactisch, lessen in de mogelijke structurele flexibiliteit van techno. In zekere zin keert A Made Up Sound terug naar de originele kilheid van house als pure machinemuziek: circuits, elektriciteit, bliepjes, pulsjes, aan/uit. Intrigerend op dezelfde manier als door een microscoop kijken hoe nieuw chemische processen bekende materialen vervormen.

Kemper Norton – Toll
Engeland op zijn best. Dit is je neo-Aphex cornish folktechno. Deze keer minder intiem psychedelisch en meer duister realistisch (doorweven met vleugjes van lokale legendes). Geïnspireerd door de ramp met de olietanker Torrey Canyon in 1967 die nog steeds sporen achter laat op de stranden van Cornwall omdat autoriteiten zo snugger waren om het in brand te steken. De betere organische electronica.

Francesco Tristano - Surface Tension
All good things for those who wait. Dat geldt voor einde jaarslijstjes (deze release van eind november zou ik bijna ongehoord uit principe in de lijst hebben gezet) en het handvol discipelen dat tegen beter in geloofde ooit nog muziek te horen van Derrick May. Want Tristano mag een fascinerende muzikant zijn (luister Auricle Bio/On uit 2008) maar het grote nieuws is toch zijn samenwerking met technolegende Derrick May op vier nieuwe tracks. Nog veel te weinig gehoord om goed te kunnen plaatsen, maar het smaakt naar veel meer.

Ook zeer acceptabel:
Ricardo Villalobos & Oren Ambarchi - Hubris Variation
Prins Thomas – Principe del Norte en Principe del Norte Remixed
Tortoise – The Catastrophist
Zomby – Ultra
James Holden & Camilo Tirado/ Luke Abbott – Outdoor Museum of Fractals/555hz
Jean-Michel Jarre - Electronica 2: The Heart of Noise en Oxygene 3
Megadeth – Dystopia
Tiga – No Fantasy Required

Prima materiaal voor een jaarmix, maar sinds mijn definitieve overstap naar Ubuntu beschik ik niet meer over Traktor en ben ik nog steeds op zoek naar een acceptabel alternatief. Dus een playlist:

woensdag 7 december 2016

Make DJing Great Again*

Most of us succumb to the transformative appeal of club culture because we want something more out of life. The person we are on the dancefloor is someone we're not always in touch with, but is someone we wish we were. Out there, in the club—from the cramped basements miles away from civilization to the biggest dancefloors in the city—we want to believe that change is possible. The club, and the dancefloor specifically, is a place where we submit ourselves to provocation and challenge. It is a space for the most radical kinds of self-questioning.
Uit het artikel 'Dixon and the Rise of Conservative Club Culture', dat er al een hele tijd aan zat te komen. Niet dat Dixon er per se toedoet, en ik houd zelf niet zo van het gebruik van de stropop (hier de silent majority clubber) maar verder heeft de auteur het allemaal prima geanalyseerd. Bovendien kan die dancewereld wel een beetje kritische zeflreflexie gebruiken (iets waar de meeste deelnemers niet zo heel goed in zijn.)

* Eerlijk is eerlijk ik heb de titel geleend van een van de comments. Te goed om te laten liggen.

vrijdag 18 november 2016

New Scientist Toekomst Special

Het wetenschapstijdschrift New Scientist is 60 jaar oud en presenteert een groot aantal artikelen over hoe de wereld er in 2076 uitziet (ik kan het halen met een mix van gunstige genen, hulpvaardige technologie en vooral een tekort aan collectieve domheid.) Helaas (maar eigenlijk terecht) grotendeels achter de paywall. Maar zo als overzicht ziet het er intrigerend uit. De implosie van de wereldpopulatie is waarschijnlijk de belangrijkste en eigenlijk meest voorspelbare. De anti-wetenschapbeweging is allang aan het pieken dus hoort niet in het rijtje thuis.

Wel compleet te lezen is het mooie portret van sciencefictionschrijver Stanisław Lem. Goede schrijver, met helaas een vrij pedante persoonlijkheid. Zo bekritiseerde hij op de toppunt van zijn faam alle Amerikaanse S.F.-schrijver met uitzondering van Philip K. Dick, die hem als dank in een van zijn paranoïde buien met een brief aan de F.B.I. er van beschuldigde een communistisch commitee te zijn.

Een ding zijn ze bij New Scientist vergeten: drugs. Ik denk dat deze in 2076 grotendeels zijn gelegaliseerd. Dat vreemde stigma, doorweven van bijgeloof en andersoortige irrationaliteit, is dan allang geërodeerd. Geen wonder, aangezien augmented reality in 2076 al zo ver is gevorderd dat het psychedelisch is. Hoogstens zullen bepaalde middelen als primitief en onhandig worden gezien. De War on Drugs zal voorbij zijn, maar het kankergezwel van autoritarisme blijft ongetwijfeld ongevraagde comebacks maken dus dat stigma zal weer ergens anders naar verschuiven. Misschien iets met technologie en dood. "Difficult to see. Always in motion is the future."

vrijdag 11 november 2016

De Toekomst van Amerika (remix)


Ik geef eerlijk toe dat ik nooit in een presidentschap van Trump heb geloofd. Dat hij het uiteindelijk voor elkaar heeft gekregen is dankzij een soort ‘perfect storm’ van uiteenlopende factoren, van onverwachte demografische groepen die op hem stemden, onkunde, tot vreemde allianties die hem een handje hielpen. Achteraf lijkt het allemaal bijna logisch. Hoe dan ook, de Verenigde Staten krijgt de president die het verdient, een zelfgenoegzame, decadente, schreeuwlelijk. De ultieme president, meer dan nog dan Reagan, een die sciencefictionschrijvers als decennia lang aan zagen komen (naast een enkele denker als Richard Rorty), een reality tv-ster en merk, de fantasie van een geslaagde zakenman. In die zin is Trump de ware anti-retro president.

Wat te verwachten van vier jaar Trump? Zijn ideeën waren meestal zo vaag, niet meer dan geïmproviseerde slogans en onzin als “the cyber” dat het alle kanten op kan gaan. Obama’s paranoia heeft het grondwerk gelegd voor een politiestaat die nog niet zijn volledige kracht heeft laten zien en komt nu in handen van een onberekenbare persoonlijkheid. Trump gaat natuurlijk ook aan de leidraad van Wall Street lopen en zal zelf waarschijnlijk het Transatlantische Handelsakkoord tekenen zodra hij is bijgepraat (op gênante wijze smeekten E.U.-leiders hem vrijwel direct om te tekenen.) Ik hoop dat hij zijn isolationisme wel waarmaakt, maar Dubya kon dat ook niet langer dan een jaar volhouden. Het zou wel rustgevend zijn, zeker als Poetin niet steeds, zoals door Obama, in zijn ballen wordt geprikt. Wat Trump persoonlijk hierover gelooft maakt niet zoveel uit. De Deep State opereert bijna onafhankelijk en kan op elk moment besluiten provocaties te orkestreren om een nieuwe Vietnam-oorlog of ander desastreus avontuur te ontketenen. Dat het land zichzelf vervolgens vervuilt, koppig een anti-klimaatverandering punt wil maken is dan fijn theater en ik hoop nog een keer mee te maken dat Florida onderloopt.

Maar ik denk dat Trump vooral een symbolische rol zal spelen. Hij zal zich snel vervelen door het saaie leven in Washington en zelf gaan golfen terwijl hij de bureaucratische rotklussen delegeert naar zijn inner circle onder leiding van de enge evangelist Mike Pence (rechtstreeks uit een Stephen King roman gestapt.) En zoals het er naar uitziet zullen dat verschrikkelijke figuren zijn die waarschijnlijk veertig jaar aan trage vooruitgang willen proberen weg te vagen. Hoe dat gaat uitpakken is onduidelijk maar de fictie van Robert Silverberg, Norman Spinrad, Philip K, Dick, James Blish en met name John Brunner heeft genoeg scenario’s aangedragen. Zoals eerder dit jaar met het Verenigd Koninkrijk voel ik vooral opluchting dat ik daar niet woon (wellicht niet te vroeg juichen met onze xenofobe variant van Guus Geluk in de wachtkamer.)

Want wat betekent het voor mezelf: vooral een zeer grote behoefte om het (hypothetische) isolationisme te accepteren en de Amerikaanse desinteresse voor de rest van de wereld terug te kaatsen. De Amerikaanse hyperrealiteit is saai en grimmig geworden. Maar dat afzweren zal nog een flinke klus blijken te zijn. Vanwege mijn werk al, maar ook hoe informatiestromen zich in je leven nestelen, je ontkomt er niet aan. En al helemaal niet in Nederland, dat volstrekt geobsedeerd lijkt door Amerika. Eigenlijk is alleen een offline leven de enige optie...en om veilig te zijn moet je ook verhuizen naar een land buiten Europa. Vooral wachtend op het moment dat de mens zich bevrijdt van de Aarde.

woensdag 19 oktober 2016

“Angry people click more.”



Een nieuwe Adam Curtis documentaire is inmiddels een evenement, in de hedendaagse stijl, dat wil zeggen dat het vrijwel compleet buiten oude media om speelt en online binnen netwerken voor opwinding zorgt. Curtis werkt nog steeds voor de BBC maar heeft gekozen voor de vrijheid van online documentaires in plaats van nette driedelige televisieprogramma’s. Je kunt je overigens afvragen of die beperking niet gedisciplineerder werk opleverde, zoals zijn meesterwerk The Power of Nightmares dat een elegant argument op twee sporen opzette met opzienbare conclusies als resultaat. HyperNormalisation heeft een vrijere opzet, waar in kleine essays ideeën worden gelanceerd, gedachten die niet lijken te worden afgemaakt om vervolgens weer te worden opgepikt. Maar uiteindelijk is er geen grote openbaring maar vooral een gevoel. En dat is niet blijdschap.

Curtis kent stilistisch geen gelijke. Niemand heeft een dergelijke grip op de intensiteiten van visuele media, weet het pathos van het beeld op te roepen. De meest mediagenieke politici verworden tot weifelende personages doordat Curtis net die beelden weet te vinden voor en na de performance. Nachtsteden glijden aan de kijker voorbij, een catalogus aan gruwelijke explosies wordt opgedoken naast bizarre alledaagse taferelen. Dit allemaal gegoten in een foutloze soundtrack met onder andere muziek van Aphex Twin, Burial, Suicide en Eno. De films van Curtis zijn gewoon heel goed gemaakt.

Maar wat betekent het allemaal? De standaardkritiek, niet van rechts dat Curtis niet kan uitstaan omdat hij keer op keer neoconservatieve mythes ridiculiseert, maar van links, is dat zijn hypnotiserende mooifilmerij geen gedegen analyse biedt, laat staan oplossingen. Dat is een opzichtig verkeerde lezing, een soort puriteins marxisme. Curtis opereert namelijk in een vreemde zone, tussen politiek pamflet, mediamythologie, feit en fictie in. En daar is hij volstrekt eerlijk in. Zijn documentaires beginnen immers steevast met een zin als “This is a story about...” Hij is een nieuw soort verhalenverteller, met bepaalde tics (ook hier weer echte Curtis-draaien als “But instead they came up with a different solution.” of “But it turned out to be something much darker.”) en ook met veel geduld, hier met name ten opzichte van de figuur Trump die steeds heel kort verschijnt maar zo wordt geportretteerd dat je alles weet wat je over hem hoeft te weten.

De meeste thesen van Curtis zijn overigens volkomen correct, een geësthetiseerde samenvatting van een paranoïde realisme waar het falen van politiek en een opkomende technologische samenleving de Westerse cultuur erodeert en een angstcultuur overblijft zonder enige realistische visie op de toekomst. Zonder tegenbeweging bovendien. HyperNormalisation is soms erg grappig, vooral de rol van Gadaffi is ongelofelijk bizar, net als de brutaliteit van Poetin en zijn geniale adviseur Vladislav Surkov. Maar ook Gadaffi eindigt uiteindelijk dood op het asfalt. Het is allemaal nutteloos. De titel van de documentaire geeft al een beetje de voorzet maar het gevoel dat na bijna drie uur kijken overheerst is van een melancholiek cynisme dat erg doet denken aan Jean Baudrillard. Geen uitweg, geen hoop, alleen nog maar simulatie na simulatie. De toekomst verloren, keer op keer weer.

dinsdag 11 oktober 2016

Biosphere: de diepe shit



Geen viral campagne. Geen social media. Dit kwam als een complete verrassing. Een scheef oog op de nieuwsbrief van bleep.com en het was opeens alle hens aan dek. Gemeen effectief verkooppraatje ook door even Selected Ambient Works Vol.2 als verwijzing te gebruiken. Na bestelling keerde de ratio terug en dacht ik opeens "ik ben er keihard in getrapt!"

Eenmaal onder de naald klinkt Departed Glories dan ook zelden als het meesterwerk van Aphex Twin. Vanzelfsprekend, alleen Aphex Twin kan ooit nog iets maken wat hierbij in de buurt komt. Maar niet getreurd, Biosphere in 2016 doet in eerste instantie denken aan een andere ambientklassieker, namelijk Brian Eno’s On Land (1982). Lange ijle klanken, open, melancholisch, je hoort de mist welhaast. Dan komen de stemmen op en duik je als luisteraar de diepte in. Een week is niets in Biosphere-tijd. Dit zijn albums waar je jaren, decennia, mee leeft, maar het is goed, buitengewoon goed.

Maar Departed Glories is ook een album waar je lastig betekenis over kunt generen. In een recent interview draagt Geir Jenssen zelf wat context aan die je ervaring ervan kan sturen. Tegelijkertijd past het album naadloos in de verhandeling over de ongrijpbaarheid van de drone in het Velvet Cacoon hoofdstuk van Kritische massa. Zonder interview blijf je over met een fascinerende hoesfoto en titels als ‘Whole Forests Of Them Appearing’ en ‘Fall Asleep For Me’, titels die ik nooit zal onthouden. Kortom, pure muziek. En Departed Glories doet me denken aan een ander oud idee van mij uit De Toekomst Hervonden, namelijk de zijtakken van jaren negentig IDM. Dit is precies waar ik op hoopte: meer sublieme electronische muziek zonder directe functie behalve het aandragen van schoonheid.

Wat Biosphere wel subtiel uitdraagt is het belang van geluid. Dit is een anti-streaming album. Er blijft op die manier ook niets van de muziek over dus waarom als artiest de moeite doen voor een fooi van waarschijnlijk 100 euro? In het bovenstaande interview merkt Jenssen over het onderwerp van geld verdienen met muziek opgewekt op dat zijn platen uitstekend verkopen. Het is die unieke positie van een aantal auteurs uit de jaren negentig die op faam kunnen blijven verkopen. Die niet mee hoeven te doen aan de race to the bottom. Departed Glories is een ode aan geluid, geperst op mooi vinyl en gemasterd door Stefan Benke. Alleen het beste van het beste. Muziek als betaalbaar luxeartikel.

vrijdag 23 september 2016

Earl Smith Jr. (1965 - 2016)

Overleden Earl Smith Jr. ook wel Spank-Spank, ook wel Spanky. Vernieuwer. Het hele verhaal over de geboorte van acid is inmiddels wel bekend. Ik beschouw hem en zijn kompaan Pierre dan ook als een van de grote revolutionairen van de Amerikaanse muziek, type Parker, Coleman, Brown. Bescheidenheid en de anonimiteit van vroege house zorgen ervoor dat hij nooit echt op dezelfde manier zal worden besproken en geëerd, maar wie weet hoe we er over honderd jaar over denken.

Ik realiseerde pas na zijn overlijden dat ik hem een keer heb zien draaien op een avond met Juan Atkins en DJ Pierre, voor een klein publiek van liefhebbers. Hij stond op het affiche als Phuture, wat hem nog steeds zo mysterieus maakte als in de begindagen van house, helemaal omdat hij door de schaduw van zijn pet vrijwel onherkenbaar was (en dan nog zou ik niet weten hoe hij er uit had moeten zien.) Compleet in dienst van de muziek en die klonk nog steeds zijn tijd ver vooruit: oncompromisloos, underground, duister. House zoals house hoort te klinken. De nulgraad van muziek.

 En zowaar een fragment is bewaard gebleven...

zaterdag 17 september 2016

Wat was Kindamuzik?

Ik was gisteren bij de afscheidsborrel van Kindamuzik, het digitale muziektijdschrift dat na zeventien jaar gestopt is. Wat op zich geen ramp is, meer dingen (festivals, artiesten, kranten, televisieprogramma’s en -formats) doen er goed aan om tijdig te eindigen in plaats van door te gaan in een spiraal van veilige gewoonte. Bovendien geeft een dergelijke beslissing opeens een interessant beeld van de afgelopen jaren.

Om met het persoonlijke te beginnen. Ik presenteerde zelf mijn eerste recensie in maart 2001, nadat ik door de mysterieuze ideeënman Ariën Rasmijn was benaderd. Ik schreef met bangsiaans enthousiasme een proefrecensie over het nieuwste album van Boredoms en mocht daarna aan de slag. Daarbij kreeg ik complete vrijheid wat betreft lengte, muzikaal onderwerp en stijl. Een weelde waar ik graag gebruik van maakte. Al snel was het een sport om als eerste een belangrijke release te bespreken en zo kon ik bijvoorbeeld Villalobos’ Alcachofa uitroepen tot het model van house voor de komende jaren. En in langere stukken als deze over Tour de France Soundtracks werd het begrip recensie al ingeruild voor de kritische analyse die ik uiteindelijk voorstond (en uiteindelijk uitmondt in Kritische Massa). Kindamuzik was zeer relaxed en trok blijkbaar een bepaald soort muziekliefhebber aan, die ik voor mijn online leven zelden tegenkwam. Soms schreven we samen dossiers over een genre, zoals ambient, die denk ik uniek zijn in het Nederlandse schrijven over popmuziek (en als we het daar toch over hebben, mag ik deze buitengewone tekst van Gerard de Jong over Juana Molina nog een keer aanraden?) Ik ben er nog steeds niet over uit of de overstap van Engels op Nederlands de juiste zet is geweest, al was het omdat Kindamuzik toen al een internationale speler was geworden waarbij ideeën vaak werden opgedaan en getest op het I Love Music-forum. En op een gegeven moment begon toch de tendens van professionalisering, van regels als het beperken van het aantal woorden (overigens een beperking die de steeds kortere aandachtsspanne van de online lezer aanvoelde.)

Wat me tot een breder perspectief brengt. In Kindamuzik zie je goed hoe internet is veranderd sinds 1999. Dit werd meteen zichtbaar toen gisteren een beeld werd getoond van de eerste website. Kindamuzik was het product van een combinatie van kansen die internet bood (“waarom is er nog geen informatie over…”) en prettige naïviteit, die niet alleen op internet heerste maar het product was van de jaren negentig. Muzikaal dreven we nog op de creatieve naschokken van de periode 1987 – 1995 waardoor Kindamuzik de intrigerende uitloper 2001-2002 zeer goed heeft kunnen documenteren. Het internet is allang niet meer naïef en open, het kende al zijn schaduwplekken maar in de daaropvolgende barokke wildgroei met de continue zoeklichten van surveillance en zelfsurveillance is een claustrofobische sfeer ontstaan die ook de tekst zelf heeft aangetast. Een website als Medium probeert de kalme tekst als in een reservaat te redden maar daarbuiten woedt een orkaan van tweets, onderbroken teksten, gifs, clickbait, hatelijke comments, vlogs en algoritmes die het schrijven over muziek overbodig maakt. Op de lange termijn maakt dit niets uit en heeft de muziekliefhebber gewoon een tijd geluk gehad door tijdens een creatieve hausse op een intrigerende (en vanzelfsprekend onnatuurlijke) manier een relatie aan te kunnen gaan met muziek. De kans is uiterst klein dat juist deze relatie ooit onderdeel zal worden van de retrocultuur, ook omdat die neurotische blik in de achteruitkijkspiegel hoe dan ook gebroken gaat worden en daarbij hopelijk de laatste oplevingen van kleinzielig nationalisme, racisme, seksisme en algehele kortzichtigheid die er mee is verbonden wegspoelt. Kindamuzik leek ooit de toekomst van het schrijven over popmuziek. Maar ik moet toegeven dat ik mij destijds vergiste: het was een afsluiting van een soort toekomst, die toevallig overlapte met de verspreiding van digitale informatietechnologie. Een waardige afsluiting.

woensdag 7 september 2016

Na Fabric


Veel (online) ophef naar aanleiding van de gedwongen sluiting van de Fabric club in Londen. Wanneer je daar mooie nachten hebt meegemaakt en prettige herinneringen aan overhield natuurlijk een vervelende gebeurtenis. Zeker nadat duidelijk is geworden dat hier een vies neoliberaal een-tweetje van lokale politiek en politie aan ten grondslag ligt, met als doel, vanzelfsprekend, meer luxe appartementen. Maar de opbouw van de zinnen verraadt het al: ik ben nooit in Fabric geweest. De geluidsinstallatie schijnt geweldig te zijn en het is denk ik de superclub met het sympathiekste imago (geholpen door die reeks mix-cd’s) maar waar het op neerkomt, is dat ik uitgaan in Londen verschrikkelijk overgewaardeerd vind. De reden? De neurotische veiligheidscultuur, met een leger aan zombies op zoek naar ongeoorloofd gedrag, die het dansen vrijwel van elk plezier ontdoet. Dit als onderdeel van die vreemde Engelse obsessie met de ander, altijd de ander in de gaten willen houden, een soort afgeleide van het puritanisme, door H. L. Mencken zo treffend omschreven als “The haunting fear that someone, somewhere, may be happy.” Vergeleken met uitgaan in Amsterdam en Berlijn is dit een compleet andere, claustrofobische en onvrije ervaring. Ik kan dus geen tranen om Fabric laten.

Veel meer zie ik dit als een kans. Dansmuziek is al lange tijd grotendeels een spiegel van het kapitalisme geworden, een nationalistisch “exportproduct”, en de superclub is daar een van de belangrijkste pijlers van. Maar wat de sluiting van Fabric duidelijk zou moeten maken aan mensen die beter zouden moeten weten is dat kapitalisme in zijn neoliberale fase geen creativiteit of cultuur nodig heeft, hoogstens als een idee, of eigenlijk niet meer dan een slogan over creativiteit. In die zin is dansmuziek, in een bepaalde gedaante, keihard gedumpt. Wat helemaal niets zegt over de staat van techno, als muziek, in 2016. Die is puur als muziek vrij gezond. Maar het idee dat je er respect mee kan afdwingen in een domein (kleinburgerlijk, angstig, geobsedeerd met status, media en orde) is naïef. En wat dat betreft ben ik wel opgelucht dat men de deksel op de neus heeft gekregen. House is geen muziek voor superclubs, voor narcistische dj’s die buitensporig veel geld verdienen, voor te dure biertjes drinkende schreeuwlelijkerds. House is de Ander. Het avontuur van de flitsende duisternis, de sprong in het onbekende, een belofte van vrijheid en jezelf -leeg- te kunnen zijn, zonder door fascistoïde voyeurs in de gaten te worden gehouden. En daar mag men nu weer naar op zoek. Is altijd blijven bestaan, zonder campagnes, namen of gezichten. Je hoeft alleen maar goed te luisteren.

zaterdag 3 september 2016

De eenzaamheid van Zomby


“Zo leefde Kretzchmar in de vanzelfsprekende, stilzwijgende overtuiging dat de muziek haar definitief hoogste en effectiefste verschijningsvorm in het orkestdeel had gevonden, —wat Adrian niet meer geloofde. Voor de twintigjarige was, anders dan voor de oudere man, de gebondenheid van de maximaal ontwikkelde instrumentale techniek aan de harmonische muziekconceptie méér dan een historisch inzicht, –er was bij hem iets als een overtuiging ontstaan, waarin verleden en toekomst samensmolten (…)”
In Doctor Faustus van Thomas Mann staat wel meer van dit soort bespiegelingen over kunst en vooruitgang, muziek en individualiteit die je doen inzien dat het zelfbewustzijn over cultuur al lang geleden is ingezet. Maar terwijl ik de woorden gisteren in bed woog moest en probeerde te plaatsen in het heden moest ik aan Zomby denken die dezelfde dag zijn nieuwste album Ultra presenteerde. Het is waarschijnlijk zijn sterkste werk tot nu toe en toch mis ik vrijwel altijd iets wanneer ik naar zijn tracks luister. De muziek van Zomby lijkt in een vacuüm te leven. Het is een geïsoleerde muziek, een impressie die zonder twijfel wordt versterkt door de muziek zelf: kille, eclectische machinemuziek (‘Yeti’ klinkt bijvoorbeeld als een arcade-game die na een lange dag zwoegen hunkert naar sluitingstijd, wanneer hij gevoelens toe laat, zoals op de laatste drie tracks dan toch de Blade Runner Blues.) Ondanks zijn samenwerkingen en uiterst amusante getwitter lijkt hij te lijden aan de eenzaamheid van de auteur die geen scene heeft. Het is muziek voor een lege dansvloer, niet omdat niemand er op wil dansen maar omdat de dansvloer archaïsch is geworden. Een onderwerp voor het museum of misschien zelfs een museum zelf, zoals Maria Perevedentsva onlangs, in de stijl van Baudrillard, observeerde over het 25 jaar Tresor evenement:

"In many ways, the line-up itself constituted the event, expressly designed for posterity: Simply by being announced, it had already happened, and the actual music-making that took place was to be an enjoyable formality."

Aan de andere kant is Zomby geen slaafse retromaniak. Hij is, als toegwijde student van rave, duidelijk op de hoogte van alle aspecten van de afgelopen 25 jaar dansmuziek die moeiteloos in zijn muziek worden verwerkt (en op Ultra het minst als odes aan verloren scenes klinken.) Maar hij lijkt vooral zoekende naar een publiek buiten het digitale domein, een publiek dat hopeloos versplinterd is en op een nu nog onvoorstelbare manier samen moet komen.

donderdag 25 augustus 2016

Trumplandia



Mooi achtergrondartikel over de achterliggende redenen dat Amerikanen op Trump stemmen. Mooi in de zin dat het een indrigend beeld geeft van het stoffige, vieze Amerika. Want uiteindelijk komt de aap dan toch uit de mouw:
"Many blue-collar white men now face the same grim economic fate long endured by blacks."
Maar je had ook op Bernie Sanders kunnen stemmen. En dat blijft het geniepige van de huidige politiek-mediaconstellatie: de diabolische manier waarop de schuld van het leegbloeden van de midden- en (voormalige) arbeidersklasse niet gelegd wordt bij de eigen hebzucht en die van financiele instellingen maar in de schoenen wordt geschoven van migranten, en wanneer dit niet genoeg is kan een willekeurige andere minderheid (type bijstandsmoeder) als joker worden ingezet.

En wie er niet genoeg van krijgen: dit uitgebreide stuk in de New Yorker, waarin toch een beeld wordt geschetst van een grote groep mensen die platgewalst gaat worden in de komende demografische en technologische veranderingen. Compleet feitenvrij strijdend tegen spoken.

zaterdag 13 augustus 2016

Stranger Things: Esthetische armoede


 De Netflix-serie Stranger Things heeft in korte tijd op veel aandacht mogen rekenen. Zonder al teveel voorkennis ben ik er aan begonnen en vrijwel meteen merkte ik dat er iets mis was. Drie afleveringen lang heb ik me zitten verbazen over de buitengewone intensiteit waarmee de makers alleen maar in citaten werken. Stranger Things is dan eindelijk peak retromania. Het verhaal doet er totaal niet toe, want je wordt constant afgeleid door verwijzingen naar Poltergeist, Goonies, E.T. elke Stephen King-verfilming uit de jaren tachtig (hoe de titel –vanzelfsprekend in retro-lettertypeopent naar de actie is bijvoorbeeld een omgekeerde knipoog naar de opening van The Dead Zone) en ontelbare paranoiafilms waarin obscure overheidsinstellingen zich zonder scrupules met duistere zaken bezighouden. De poster hierboven behoeft geen uitleg. Zelfs de veelgeprezen (en prettige) muziek is in wezen niets meer dan een imitatie van John Carpenter. Frederic Jameson zag dit in zijn beroemde artikel 'The Cultural Logic of Late Capitalism' (1984) aankomen:

The insensible colonization of the present by the nostalgia mode can be observed in Lawrence Kasdan’s elegant film Body Heat, a distant "affluent society" remake of James M. Cain’s Double Indemnity, set in a contemporary Florida small town a few hours’ drive from Miami. The word remake is, however, anachronistic to the degree to which our awareness of the preexistence of other versions (previous films of the novel as well as the novel itself) is now a constitutive and essential part of the film’s structure: we are now, in other words, in "intertextuality" as a deliberate, built-in feature of the aesthetic effect and as the operator of a new connotation of "pastness" and pseudohistorical depth, in which the history of aesthetic styles displaces "real" history.
In die zin is het ook teleurstellend dat we na dertig jaar nog steeds hier aan vasthouden. Stranger Things vormt eigenlijk zoiets als retro-postmodernisme. Het probleem is niet de nostalgische blik naar de jaren tachtig, maar wat je er mee doet. Halt and Catch Fire dat zich in dezelfde periode afspeelt herschrijft bijvoorbeeld op fascinerende wijze de geschiedenis van de computerindustrie. Stranger Things brengt totaal niet nieuws, elke aspect is een cliché, van verhaallijn en aankleding tot de manier waarop personages op een situatie reageren. De meest positieve interpretatie zou de serie kunnen omschrijven als conceptuele kunst: hoe ver kan men gaan met het gebruik van citaten. Het antwoord is: totdat het je als toeschouwer helemaal niets kan schelen. Er is namelijk geen verrassing mogelijk, elke plotwending is er een die je al kent. De enige manier om nog verder te gaan dan Stranger Things is door in navolging van Gus van Sant’s Psycho (1998) alle shots van een film na te bootsen. Maar helaas is Stranger Things een succes wat altijd leidt tot imitaties. Ah, imitaties van imitaties, de perfecte aankleding voor een angstcultuur die elk risico wenst uit te bannen.

zondag 31 juli 2016

The Avalanches - Wildflower: De Triomf van Sampledelia



Interessant verschijnsel: veertien jaar wachten op het vervolg van een sampladelia-klassieker, met de gebruikelijke “dit jaar komt hij echt uit” beloftes en wanneer daadwerkelijk een album verschijnt denk je in een reflex “laat maar” (dit uitgebreide artikel in The Guardian vat mooi samen wat er allemaal misging.) De op het eerste gehoor teleurstellende single ‘Frankie Sinatra’ helpt ook niet (al ben ik inmiddels op die eerste reactie teruggekomen, wat een geniepige schedelklever bleek dit tijdens twee welhaast medialoze vakantieweken te zijn.) Plagerig moet je naast de single over een drempel heen luisteren, vrees je toch dat het niets wordt, waarna zich een bijzondere trip ontvouwt die compleet uniek klinkt. Niemand klinkt als The Avalanches.

Het is verbazingwekkend hoe je een uur lang de grip verliest op de muziek die uitelkaar lijkt te vallen in allerlei impressies, een langzame vervaging waar op het einde alleen nog een oranje gloed overblijft, warm en geruststellend, en met de briljante afsluiter ‘Saturdaynightinsideout’ alles weer even richting krijgt. Gastzangers, vooraf een problematisch concept, worden moeiteloos in de geluidswereld geplaatst als lange “zelfverzonnen” samples en leiden nooit af (op zich een prestatie van formaat.) Wildflower is ook een van die platen met een geografie, denk Chill Out, Every Man and Woman Is a Star, het complete oeuvre van Boards of Canada, maar dan vager, een stoned verdwalen in plaats van een zoektocht of reis met een doel.



De instant-klassieke hoes, een visioen van een hippie Amerika is op een of andere manier totaal ontijdig maar dekt de lading van de muziek perfect. The Avalanches delen namelijk een fascinatie met een kortstondige periode in de Amerikaanse geschiedenis die ik altijd lastig vond om over te brengen (Air op Moon Safari leek enigszins op de hoogte) ook omdat het een soort mythische constructie is. Het gaat om een Amerika (met nadruk op Californië) in de jaren na de val van Nixon tot de verkiezing van Reagan aan het eind van 1979. De sixties zijn voorbij en de natie is zoekende, opgelucht dat de Vietnamoorlog tot een einde is gebracht, de Church Committee dreigt bijna de C.I.A. te breken en concludeert dat J.F.K. hoogstwaarschijnlijk door een samenzwering om het leven is gebracht, er wordt een moratorium op de doodstraf ingesteld, zwarten krijgen voorzichtig een prominentere plaats in de cultuur en dit alles wordt ingebed met de vrolijke decadentie van disco. Ik associeer het met een zorgeloos Amerika van strand, zon, jeugdige autoritten, buitenwijken. Je kunt een glimp opvangen van die wereld in Halloween en Poltergeist, toevallig films waarin de idylle bedreigd wordt. Geen onrealistische dreiging overigens, New York was in de jaren zeventig een buitengewone puinzooi en zoals Chomsky helder analyseert voerde de goedlachse president Carter een geniepig buitenlands beleid dat in wezen weinig veranderde ten opzichte van wat er aan voorafging. De idylle lijkt totaal gemedieerd, een mozaïek van televisieseries, films en muziek. Een herinnering waarvan je niet zeker weet of hij droom, film of ooit realiteit was. Wildflower (en Since I Left You) vindt zonder twijfel plaats in dit Amerika.

De futuristische retro van sampledelia lijkt grotendeels de bovenstaande idylle te delen, zie bijvoorbeeld het melancholische Californië van Endtroducing en Paul’s Boutique meer opgewekte variant. Iets moet er hebben plaatsgevonden wat ongetwijfeld een bepaalde generatie muzikanten niet loslaat en gezien de kwaliteit van albums als Wildflower hopelijk niet zal loslaten. Wat je natuurlijk doet afvragen wat nog allemaal mogelijk is met deze manier van muziek maken, welke herinneringen kunnen worden opgeroepen, parallelle werelden ontsloten? Wie maakt bijvoorbeeld een sampladelia-werk over de Mediterrane zomer in de jaren tachtig? Wie maakt een jeugd in het Oostblok tot een hoorbare idylle? Wildflower is als muzikaal werk een Grote Plaat (als die term nog iets betekent, nu al voel ik me de nietzscheaanse gek die op het plein mensen aanklampt: “Wildflower, man! Waarom hebben we het nog over iets anders?”) maar presenteert ook de herstart van de mogelijkheden van de sample als kunstvorm. Een opening naar nieuwe werelden vol complexiteit en moeilijk te herleiden emoties.

zondag 10 juli 2016

De Toekomst van Amerika



De toekomstscenario’s van Europa en Amerika verschillen niet zozeer wat betreft de mate van voorspelbaarheid, als een wel de soort voorspelbaarheid. Europa is traag en daardoor voorspelbaar. Amerika is meer in beweging maar heeft de afgelopen eeuw veel meer futuristen voortgebracht die vrij duidelijke toekomstscenario’s hebben uitgetekend. Boeken als Distraction (1998) van Bruce Sterling en Virtual Light (1993) van William Gibson zijn grotendeels al uitgekomen. In zekere zin is Amerika gebonden aan die toekomstverhalen waarin men rekening houdt met een aantal unieke structurele weeffouten van de Amerikaanse maatschappij, problemen die onafwendbaar zijn en op een of andere manier moeten worden opgelost of anders tot een gefragmenteerde maatschappij leiden. Ik denk dat de volgende drie problemen al lange tijd de toekomst bepalen:

1. The Big One. Semi-taboe, terwijl op een meer praktisch niveau men zich er kalm op heeft voorbereid. Al een paar decennia staat een grote aardbeving in California gepland die mogelijk de hele westkust van de Verenigde Staten kan treffen. Wie zich een beetje verdiept in het onderwerp komt uiteenlopende voorspellingen tegen. Een positieve inschatting stelt dat men bij de bouw van huizen de laatste jaren zoveel rekening heeft gehouden met mogelijke aardbevingen waardoor de materiële schade uiteindelijk zal meevallen. Een negatieve inschatting gaat inmiddels uit van minimaal een schok van 7.0 op de schaal van Richter. Met bijvoorbeeld de volgende gevolgen:
Overall, such a quake would cause some $200 billion in damage, 50,000 injuries and 2,000 deaths, the researchers estimated. But “it’s not so much about dying in the earthquake. It’s about being miserable after the earthquake and people giving up on Southern California,” says Jones. Everything a city relies on to function—water, electricity, sewage systems, telecommunications, roads—would be damaged and possibly not repaired for more than a year. Without functioning infrastructure, the local economy could easily collapse, and people would abandon Los Angeles.
Dit soort cijfers wordt niet geheimzinnig over gedaan, maar zelden bekijkt men de economische impact op de lange termijn, helemaal als de aardbeving uitschiet richting San Francisco en Silicon Valley, alsof het een lokaal probleem is waar de rest van het land verder geen last van zal hebben.

2. Infrastructuur. Het is al lange tijd bekend dat de huidige infrastructuur van de Verenigde Staten die grotendeels is ontstaan ten tijde van de New Deal wegens gebrek aan onderhoud langzaam uit elkaar valt. Obama heeft schoorvoetend een begin gemaakt met nieuwe investeringen in de infrastructuur, maar elke president zal voorlopig te maken krijgen met een ongewillig congres dat grote overheidsuitgaven (lees, niet militair of surveillance gericht) om ideologische redenen onverdraaglijk vindt. De verbindingen tussen steden zullen steeds meer verpauperen en het diepe Amerika zal moeilijker te bereiken raken, wat ongetwijfeld tot grotere armoede zal leiden, soms opgevangen door een romantisch gevoel van vrijheid ten opzichte van de grote stad en Washington (zie voor een sfeerimpressie de nabije toekomst-hoofdstukken in The Peripheral.) Rijke steden van het type San Francisco, Portland of Seattle zullen de eigen infrastructuur regelen en in progressieve plekken leiden tot leefbare, groene steden -in zichzelf gekeerd voor het achterland, maar open naar andere gelijkgestemde steden en het buitenland.) Kortom, de tweedeling wordt uiteindelijk onoverbrugbaar.



3. Racisme. Amerika is in zijn wezen een racistisch land. Het werd voor een belangrijk deel opgericht door slavenhouders en heeft de oorspronkelijke bewoners grotendeels uitgeroeid. Bovendien heeft het een Burgeroorlog uitgevochten die expliciet over slavernij ging en een deel van het land wist het verlies van die brute confrontatie nooit te accepteren. Als gevolg hiervan heeft de zwarte Amerikaan sindsdien moeite gekend om als volwaardig burger te worden geaccepteerd. Zelfs Franklin D. Roosevelt op zijn machtigst weifelde op het moment dat de tijd meer dan rijp was om zwarten gelijke rechten te geven. Toen men deze eenmaal in het midden van de jaren zestig wist te behalen werd vrijwel direct een subtiele tegenbeweging in werking gezet om te zorgen dat het zelfbewustzijn niet al te succesvol zou worden (de door Nixon gestarte War on Drugs die zou uitgroeien tot de gevangenisnatie-binnen-een-natie, het vermoorden van zwarte leiders.)
 
De verkiezing van Obama tot president leek op dat moment een streep onder de geschiedenis, maar het tegendeel is waar. Een deel van de Amerikanen heeft dit nooit kunnen accepteren (zie de bizarre Birther-mythe waar onder andere Donald Trump lange tijd door was geobsedeerd) en het latente racisme dat langzaam leek uit te doven is weer manifest. Naast de gevangeniseconomie, buitenproportioneel door zwarten bevolkt die makkelijk en zwaarder worden gestraft, is dit nergens meer duidelijk dan in het politiegeweld. Voor de zwarte Amerikaan is de politie een onvoorspelbaar doodseskader. Wat verbazingwekkend is dat een land waarvan de bewoners zo prat gaan op vrijheid zoveel waarde hecht aan autoriteit en deze zoveel ruimte geeft. Samen met de wapencultuur en verheerlijking van het leger maakt het Amerika tot een fascistoïde staat waar democratische processen een ritueel zijn geworden en geweld alleen maar met meer geweld kan worden beantwoord. De afgelopen dagen laten zien dat het structurele racisme een breekpunt aan het bereiken is. En zoals de aanval op het WTC had moeten leiden tot een herbezinning van een falend buitenlandbeleid maar werd beantwoord met excessieve agressie, zal dit nu ook gebeuren. Een klassieke burgeroorlog is moeilijk voor te stellen, maar het onderlinge wantrouwen gevoed door de paranoia dat elke gek op een dag kan besluiten om een groot aantal mensen neer te schieten zorgt voor een klimaat van angst. Een maatschappij die wordt gedreven door wantrouwen heeft geen toekomst, maar het is eerlijk gezegd ondenkbaar dat in de grip van het militair-industrieel-mediacomplex ruimte is voor collectieve herbezinning…door de blanke bevolking die geïnstitutionaliseerd racisme bewust of uit desinteresse laat voortleven.

Een kreupel Amerika lijkt kansen te bieden voor Europa, ware het niet dat de continenten teveel verweven zijn. Voorlopig zit Europa vast aan een militair bondgenootschap dat zich vooral bezighoudt met het trollen van Rusland, zonder enig voordeel voor West-Europa. En natuurlijk kan Europa definitief worden gebonden met het beruchte TTIP-handelsverdrag dat Obama, op verdachte wijze maar door de strot blijft duwen. Er zijn talloze redenen om TTIP af te wijzen, maar het grote plaatje is dat Europa gewoonweg niet in de afgrond moet worden getrokken door een rijke, corpulente klimmer met een grote bek die strompelend teveel gevaarlijke bewegingen maakt.

vrijdag 1 juli 2016

Talk Talk bij Countdown (plus bonus Ben Liebrand mix)

Aangezien YouTube de laatste jaren alles wat ooit is uitgezonden in huis lijkt te hebben was ik toch verbaasd dat Talk Talks 'Life's What You Make It' bij Countdown onvindbaar is. Die had ik graag laten zien als "voetnoot" bij het hoofdstuk over The Colour of Spring in Kritische massa. Ik had die tekst ingebed met twee optredens van de band bij het programma en 'I Believe In You' is zowaar wel aanwezig. Met bij de introductie nog even een snelle blik op onooglijke jaren tachtig spijkerbroeken en de charmante Simone Walraven. Naar verluidt het laatste televisieoptreden van Talk Talk.


En zoals dat gaat met YouTube kom je dan dingen tegen waarvan je het bestaan niet kende. Dat andere icoon van het decennium, Ben Liebrand, heeft blijkbaar ooit een extended mix van 'Life's What You Make It' gemaakt. Leuk (vooral het intro), heel erg in de toenmalige stijl.

vrijdag 24 juni 2016

De Toekomst van Europa III: Nieuwe Kansen?


“There is no future/In England’s dreaming.”

Omdat veel sympathieke Britten heel erg voor ‘remain’ waren dacht ik de laatste tijd enigszins gelaten dat dit uiteindelijk wel een prima optie was. Maar nu naar het schijnt voor een Brexit is gestemd, ben ik eigenlijk vanuit eigen perspectief wel opgelucht. En ik denk dat menig politicus die de E.U. een warm hart toedraagt, samen met mensen die een ander Europa willen, dit stiekem ook zijn. Er zijn ongetwijfeld een groot aantal haken en ogen aan het hele uittredingstraject: het duurt lang en het Britse parlement moet er over stemmen, maar wanneer het daadwerkelijk wordt doorgezet tekent zich steeds duidelijker af dat de machtspositie van Engeland—later Verenigd Koninkrijk— in Europa, vanaf 1588 in gang gezet, definitief ten einde loopt. Het Verenigd Koninkrijk zal uit elkaar vallen omdat Schotland zich zal afscheiden, wellicht gevolgd door Ulster. Maar belangrijker voor het vasteland van Europa is dat een ongewillig lid van de E.U. vrijwillig zijn macht afstaat. Je las er opvallend weinig over in de aanloop naar het referendum. Hoe het Verenigd Koninkrijk, zeker sinds de opkomst van Thatcher, altijd zat te trollen in de E.U. nooit echt mee wilde doen, veranderingen tegenhield, de meest fundamentalistische neoliberale koers is blijven doordrukken en zich in wezen als een vazalstaat van de Verenigde Staten gedraagt (militair, economisch en op het gebied van surveillance.)

Vanuit het perspectief van hoopvolle Europeanen die wel van open grenzen, economische samenwerking, vrede en welvaart voor zoveel mogelijk mensen houden kan deze “crisis” niet anders dan als een grote kans worden gezien. In die zin is dit een interessant moment om te kijken hoe vooruitziend bepaalde politici zijn en dat zal vrijwel alleen Merkel zijn (geflankeerd door Van der Bellen en misschien Renzi) die eerder de pathetische chantage van Cameron liefdevol liet stranden. Maar veel zal afhangen van Europese burgers zelf die lokaal een einde moeten maken aan neoliberaal beleid. Een gunstige uitslag van de Spaanse verkiezingen zou al een krachtig tegensignaal afgeven. En het Grote Verhaal van de E.U. moet snel veranderen en beter gebracht worden, op zichzelf al een lastige klus met nieuwsmedia die dol zijn op conflicten en problemen. Maar alweer, als je er als individu niets voor wilt doen verdien je uiteindelijk de populist van dienst.

Met pro-Europese Britten (veel jongeren) heb ik te doen, maar aan de andere kant, een prutser als Cameron twee keer tot premier verkiezen? Het kiesstelsel maar niet kunnen hervormen? Dat is vragen om problemen. Hoe moeilijk het ook is om een geloofwaardig alternatief te bieden wanneer media buitenproportioneel gevestigde belangen van dienst zijn. Ik zou zeggen maak gebruik van de overgangsperiode en verhuis naar het Europese vastenland (of Schotland.) Veel is gezegd over de vulgaire angst voor vreemdelingen die is gemobiliseerd in aanloop naar het referendum en dat is een factor, maar de onderliggende wensdroom van een Brexit is natuurlijk een die ontspuit aan retromania. Een intense nostalgie van met name oudere generaties naar een Engeland dat gelukkig niet meer bestaat. De koloniën zijn allang onafhankelijk, de Wereldoorlogen waren niet romantisch, het Engelse voetbalelftal zal nooit meer een groot toernooi winnen, de staalindustrie bestaat niet meer en zonder reggae zou de Britse muziek na 1977 totaal niets voorstellen. De toekomst is open maar zoals ik het zie zullen in Engeland niet eens zo latente tendensen manifest worden: een typische “please, sir” politiestaat, waar Londen nog meer dan nu alles naar zich toetrekt en zich ongegeneerd ontpopt als offshore-hoofdstad van de wereld. Met extra veel regen. Interessant om vanaf een afstand te bezien, maar ik zou er voor geen geld willen wonen.

zondag 19 juni 2016

Borderland - Transport: Hoge Schooltechno

Ik luister op het moment naar een zeer beperkt aantal platen: The Lexicon of Love II, Autechre’s elseq en Juan Atkins & Moritz von Oswald present Borderland – Transport. De eerste Borderland-samenwerking van een paar geleden viel wat tegen maar dit is de echte opvolger van Deep Space (1995). Titels als ‘Odyssey’ en ‘Lightyears’ sturen de muziek dan ook direct richting de sterren. The Lexicon of Love II ademt een uiterst positieve sfeer uit en Transport is de meest vriendelijke plaat die ik in lange tijd heb gehoord. Geen schaduw (of kosmische straling) te bekennen, de muziek is omgeven door een licht narcotische gloed die heel rustgevend is en waar ik persoonlijk op het moment heel erg behoefte aan heb. Met Von Oswald aan boord ben je, naast onpeilbare bassen en de beste echo's aan deze zijde van de Grand Canyon, verzekerd van minimalisme in de puurste graad, wat Borderland in eerste instantie tot Hoge Schooltechno maakt. Waarna altijd dezelfde handleiding volgt: blijven luisteren en de sublieme details komen vanzelf naar voren. Opvallend zijn overigens de tussenstukken die net als op Loveless klinken als vreemde aanzetten tot andere tracks.

zaterdag 4 juni 2016

The Lexicon of Love II: eckte-eckte Pop



Ik had de aankondiging zien langskomen en nu is hij er toch echt: The Lexicon of Love II van ABC. Waarom is dat iets om bij stil te staan? Het eerste deel is in een aantal hoofdstukken van Kritische massa op de achtergrond aanwezig, maar toen het album in de zomer van 1982 uitkwam was mijn interesse in popmuziek bijna compleet afwezig. ‘The Look of Love’ was een van die vrolijke liedjes (type ‘Down Under’) die ik als ambient hoorde als ik buiten speelde. Pas later zou het album een plek in de popgeschiedenis krijgen als het sleutelwerk van New Pop, een interessante reactie op punk die (buiten Engeland) meestal is ondergeanalyseerd ten opzichte van new wave. Het was achteraf gezien ook een korte periode in de Britse popmuziek die loopt van The Lexicon of Love tot Cupid & Psyche ’85 en Simon le Bons legendarische kraai/uithaal tijdens Live Aid. Hoe dan ook, Marcello Carlin legt veel beter dan ik ooit zou kunnen uit wat het belang is van The Lexicon of Love.

Maar deel twee kan ik wel wat mee omdat het een aantal interessante, nieuwe vragen oproept. Het duurde een tijd voordat ik de moed kon opbrengen om er naar te luisteren, iedereen weet wat het gevaar van vervolgen is. En de plaat voelt ook helemaal niet thuis op Spotify. Wat mij bij uiteindelijke beluistering meteen opviel (en dit is een veel uitzonderlijke prestatie dan je in eerste instantie verwacht): het klinkt als een perfect simulacrum, alsof je luistert naar het langverwachte vervolg dat in 1984 is uitgebracht. De plukkende bas, DX7-accenten, de manier waarop opener ‘The Flames of Desire’ klinkt als een ouderwets Eurovisie-liedje, de plastic handclaps, de vleugjes pianohouse die ook op deel I waren te ontwaren, je luistert naar muziek die in wezen niets met 2016 heeft te maken. Op een niveau dan. Ik ben ervan overtuigd dat wanneer The Lexicon of Love II op een willekeurig moment in de jaren negentig was verschenen men er vrijwel geen aandacht aan zou besteden. Maar nu is het album opeens veel tijdiger. In deze periode van remakes en hyper-nostalgie voelt The Lexicon of Love II bijna als een noodzakelijk fenomeen.

De titel is gevaarlijk maar Martin Fry is een van de intelligentere popartiesten en heeft er ongetwijfeld veel over nagedacht om te concluderen: "fuck it, je leeft maar een keer, waarom moeilijk doen?" Ik hoop alleen dat het geen precedent schept en we straks worden bedolven onder Welcome to the Pleasuredome II, The New Slave to the Rhythm, etc. En Fry weet inderdaad meteen het potentieel van een vervolg uit te werken. Op de hoes kijkt hij als toeschouwer (regisseur?) toe hoe een jonge vervanger zijn oude rol overneemt. Fry heeft het gehad over NOWstalgia in plaats van een nostalgie naar 1982 en dat roept op zichzelf allemaal vragen op. Een plaat die klinkt als 1984 kan niet het huidige moment vangen alsof alles wat sindsdien volgde wordt uitgewist (behalve, vermoed ik, Random Access Memories, luister maar eens naar die brug in ‘Viva Love’ rond [2:10].) Maar ik denk ook dat het verlangen naar het moment subtieler is, het moment van een oudere zanger die nogmaals zijn licht laat schijnen op het tijdloze thema liefde. En dat lukt uiteindelijk erg goed. Fry beschikte altijd al het soort persona, type Bryan Ferry, dat al de oudere man speelde ver voordat de juiste leeftijd was bereikt. In zekere zin is hij er nu pas aan toe om echt te zingen.

Dan volgt het enige juiste criterium voor pop: fascineert het? Ja, The Lexicon of Love II is bij vlagen geweldige popmuziek als Pop, met melodieën, hooks en verrassingen die daarbij horen. ‘Singer Not the Song’ is het moment waar dit meteen duidelijk wordt, met gemak het beste popliedje van 2016. Dat is wanneer de opluchting toeslaat van “whoah, dit zuigt niet!” Daarna valt eigenlijk alles op zijn plaats, zie het moment dat ‘I Believe in Love’ begint te zweven, de manier waarop Fry in ‘Viva Love’ zingt “In the battle of sexes, victory is denied” of ‘Brighter than the Sun’ een compleet tegendraads positivisme uitdraagt. Een fijne verrassing...die waarschijnlijk niemand onder de 40 zal begrijpen.

zondag 22 mei 2016

Piketpaal 13: One in a Million

Ik geef toe, ik ben geen groot R&B-liefhebber. In de droom van een zwarte bourgeoisie, wat het genre uitdraagt—zonder twijfel een terechte droom—voel ik mij altijd een buitenstaander. Maar elk genre heeft uiteindelijk zijn genieën. En in de tweede helft van de jaren negentig was Timbaland samen met Missy Elliott bezig om R&B om te vormen tot een uiterst futuristische muziek. Timbaland was zelfbewust over dat project en noemde zijn werk voor de zangeres Aaliyah “sondes naar de toekomst.” En zijn meest succesvolle sonde was zonder twijfel ‘One in a Million’ de single van het gelijknamige album uit 1996.

In tegenstelling tot André 3000 van Outkast die zijn bewondering voor Photek herhaaldelijk uitte, reageerde Timbaland geïrriteerd wanneer de onvermijdelijke vraag werd gesteld of hij door jungle was beïnvloed. Want natuurlijk is het ritme van ‘One in a Million’ een vertakking van de ratelende drums die aan de overkant van de oceaan furore maakten. Timbaland zou zich geen zorgen hoeven maken want zijn signatuur is origineel genoeg. In wezen maakt hij slow motion jungle, een techniek die uitzonderlijk invloedrijk zou blijken te zijn. Wat zijn navolgers echter niet weten te emuleren is zijn ruimtelijkheid. ‘One in a Million’ klinkt weids, enkel gevuld door het geluid van krekels, subtiele melodische accenten en Aaliyah voelt perfect aan dat ze bijna niet hoeft te overzingen (melisma, wat R&B-zangeressen vaak zo ondragelijk maakt.) Het resultaat een van de mooiste pure liefdesliedjes ooit.

Aaliyah en Timbaland zouden daarna nog enkele intrigerende liedjes maken (‘Are You That Somebody?’, ‘We Need a Resolution’, ‘Try Again’) totdat de zangeres in 2001 bij een vliegtuigongeluk omkwam en waarschijnlijk de meest spannende samenwerking in pop van dat moment tot een einde kwam. Wat de liefhebber van futuristische muziek doet mijmeren hoe anders popmuziek had geklonken als ze geduldig verder waren gegaan.

zondag 15 mei 2016

Kritische massa: de verwijzingen mix

In de eerste Kritische massa mix gebruikte ik tracks van alle albums die ik analyseer. Maar in de tekst verwijs ik regelmatig naar andere nummers die van invloed zijn geweest op de albums of vergelijk ik de muziek met tijdgenoten. In deze tweede mix bied ik een sfeerimpressie die is opgebouwd uit die verwijzingen. Met o.a. nummers van Associates, The Pixies, Burial en Photek.

donderdag 12 mei 2016

Instant Release/Instant Recensie

Deze week is het nieuwe album van Radiohead verschenen, wat mij verder niet zoveel interesseert (ik vergeet de titel ook steeds.) OK Computer vond ik destijds erg goed, maar bij de Warp light van Kid A ben ik meteen weer afgehaakt en ik wil er nu niet aan denken dat ik nog een liedje met de stem van Thom Yorke moet uitzitten. Maar iedereen zijn ding en ik merk dat de liefhebber tevreden is. Wat mij wel intrigeert is de kritische receptie van het album en dan niet zozeer wat men er over schrijft als wel hoe snel deze op gang kwam. En dat haakt mooi aan bij de introductie van Kritische massa, namelijk dat popkritiek dreigt te verdwijnen. Toevallig verscheen gisteren in The Quietus een stuk met de favoriete platen van Guy Garvey van Elbow (nooit wat van gehoord) die op sympathieke wijze drie albums van Talk Talk in zijn lijstje zet en over The Colour of Spring opmerkt:

I'm from a generation of people who listen to music, or who listened, past tense, to music. I really wanted to belong to it, you know, you'd paint an album sleeve on the back of your coat to say this is who I am and what I listen to.

De meeste luisteraars hebben een andere relatie met muziek gekregen, maar ook het schrijven over popmuziek is veranderd zoals Annie Zaleski in Salon analyseert. Dat de luisterervaring is veranderd lijkt mij evident. Het was voorheen grotendeels individualistisch, hoogstens een trage conversatie met tijdschriften en vrienden, die pas op een concert collectief werd (destijds toch een vreemde ervaring, om al die anderen te zien die ook van Metallica hielden.) Nu is het een gewoonte om direct te uiten dat iets is gehoord. Verder dan “meesterwerk”, “schitterend” komt het meestal niet en het maakt ook niet zoveel uit, het plezier van pop is vaak de eerste kick bij het horen van (eerst voorbeeld wat bij mij opkwam) ‘Pump Up the Volume’.

Wat wel uitmaakt zoals Zaleski stelt (en de door haar aangehaalde Amanda Petrusich in ‘The Music Critic in the Age of the Insta-Release’) is dat de rol van recensent (zeker geen criticus meer) hierdoor aan het veranderen is. Beide auteurs leggen het perfect uit en waar het op neerkomt is dat de grote instant-release een instant-recensie afdwingt. De vraag is of die recensie nog iets kan toevoegen aan de eerste indrukken van de luisteraar? Of biedt de recensie nu echt alleen nog maar een bevestiging van de eigen mening? Ik heb geen enkele recensie van de nieuwe Radiohead gelezen, want er kan weinig van waarde in staan. Ik kan niet anders dan toegeven dat het de nieuwe standaard is geworden, want ook gerenommeerde kranten doen er aan mee. Maar met betekenis of inzicht heeft het niets meer te maken. Schrijven over popmuziek is een race geworden en wie verliest krijgt een deuk in zijn imago dat toch al niet veel waard was. En Petrusich voorziet een vervelende bijwerking:

It’s hard not to worry that this will trickle up, eventually—that artists will start to write only songs that sound good immediately, rather than records that might open up, unfold, ripen.
Kortom, tijd voor de trage reactie, de late tekst, een ware kritiek voor die slinkende groep toegewijde luisteraars.


maandag 9 mei 2016

Mark Leckey interview (over beeldende kunst, pop, herinneringen)

Ik had het al eerder over Mark Leckey's geweldige korte film Dream English Kid 1964 – 1999AD. In dit prettige interview met FACT vertelt de kunstenaar meer over zijn laatste film en Fiorucci made me Hardcore.

En een citaat dat ik graag in Kritische massa had willen gebruiken:
“The promise of music isn’t just the sound of it,” he says in his soft Scouse accent. “It’s about the conditions that it’s made under, and the conditions that create it and the technologies and everything else. That is part of your enjoyment of music – or it always was for me.”
Mijn artikel over Leckey en technopaganisme voor Metropolis M is trouwens tegenwoordig online te lezen.

donderdag 5 mei 2016

Decadente en melancholische retromania

Toen ik bovenstaande aankondiging voorbij zag komen ging ik in paranoide prank-modus meteen uit van een grap. En dat was ook nog best wel een goede grap geweest. Maar dit is de realiteit. Ergens bewonder ik het ook wel, als een ultiem monument van retromania, de laatste bundeling van de wegebbende krachten. Aan de andere kant, van al deze figuren moeten we nog de komende jaren het overlijdensritueel gaan doormaken. Of zal dit na verloop van tijd ook gedevalueerd raken? "Oh, weer een dode rockster uit de vorige eeuw."

Een Desert Trip Festival bekritiseert zichzelf al. Veel meer plezier en denkwerk wordt gegenereerd door Ian Penmans recensie van Patti Smiths M Train en Collected Lyrics 1970 -2015 in London Review of Books. De tekst gaat over heel veel thema's maar hoe verder je raakt hoe meer Penman een kritiek formuleert op een melancholische vorm van retromania waar Smith inderdaad door lijkt te zijn bevangen. Patti Smith als museumdirecteur van rock 'n roll, wie had het ooit gedacht. Penman heeft een paar goed getimede grappen maar tegen het einde formuleert hij mooi het bredere probleem, de spanning tussen een verheerlijking van het verleden en de moeite die het kost om nieuwe vormen te creëren:
Smith’s wish-upon-a-star bohemia is all in her head, or up on her bookshelves. It doesn’t, it couldn’t, exist out in the workaday world: the rents are too high, and social media is too quick to smother the first tender shoots of difference. The likes of Harry Smith, Robert Frank or Sun Ra (or indeed 1970s Smith herself) wouldn’t stand a chance of a slowly nurtured career in the New York of today. M Train is fixated with the mourning process one case at a time, but there is surely cause for a wider social mourning that Smith doesn’t begin to voice or articulate.

zondag 1 mei 2016

Paglia op de praatstoel

I really have not been following the Stones. Ever since Bill Wyman left the Stones, I have not felt that this was the Stones I knew. I’m delighted that they go on, and that they perform, and so on, but I have absolutely no interest in exposing myself to those horrible arena conditions for music. Oh my goodness, just the light shows and the this and the that. They’re not musical experiences. They’re social experiences now.
Aangezien ik Camille Paglia in de introductie van Kritische massa aanhaal, plaats ik hier maar een link naar een conversatie tussen haar en Tyler Cowen, inclusief transcriptie (geen overbodige luxe.) Het is een soort greatest hits met wat nieuw materiaal en zowaar: "I believe that paying minute attention to the actual work itself is the mission of criticism." Ze verklaart eindelijk waarom Sexual Personae II nooit is uitgebracht (misschien beter zo, al had ik graag haar baseball vs football analyse willen lezen.) Zoals gebruikelijk ben ik het niet overal mee eens maar ze is duidelijk op de hoogte van retromania, Kanye moet ze als weldenkend mens niets van hebben en haar positieve nieuwsgierigheid blijft aanstekelijk. Het enige wat ik echt jammer vind is dat nooit iemand haar naar een rave heeft meegenomen, in Europa. Als McLuhan-adept zou ze het moeten begrijpen en in haar wereldbeeld kunnen inpassen.

vrijdag 29 april 2016

De schoonheid van Mars


Ik ben er eigenlijk altijd van overtuigd geweest dat de mens een sprong naar Mars moet wagen. Maar na het het zien van deze reeks foto's genomen door NASA begin ik toch serieus te twijfelen. Niet omdat het te duur is, of te gevaarlijk (moderne oorlogen zijn pas duur en het gevaar lijkt me evident) maar omdat de mens het uiteindelijk altijd kapot zal maken en niet zal rusten tot de eerste Big Mac op de planeet verkocht kan worden. Om nog er maar nog een keer naar te verwijzen: het dillema is uitgebreid beschreven in Kim Stanley Robinsons Mars-trilogie, waarbij de naturalistische positie door de geologe Ann Clayborne wordt ingenomen:
But it's so easy to backslide into old patterns of behavior. Break one hierarchy and another springs up to take its place. We will have to be on guard for that, because there will always be people trying to make another Earth.

donderdag 28 april 2016

Prince en Detroit/Chicago

Ultimately, however, it is the image of the artist, alone at night in his own studio, with the machines warmly glowing, the record button permanently on with nothing but themselves and their imagination, having the freedom and technology to be creative, that the Detroit techno ethos takes musically from Prince.
Technoproducer Kirk Degiorgio schreef een mooi artikel voor The Wire over de invloed van Prince op Detroit techno, met misschien als grootste verrassing het feit dat de 14-jarige Hawtin fan was. Het is een fascinerend onderwerp waar men nog veel dieper op in zou moeten gaan. Zaterdag was ik in de Progress Bar waar tussen alle krakende en piepende electronica opeens 'When Doves Cry' verscheen, wat ik nooit op zulk volume had gehoord en nog steeds buitengewoon vreemd klinkt (vreemder dan alles wat er aan avant-gardistische electronica omheen werd gedraaid.) Eerder werd ik gewezen op de manier waarop Felix Da Housecat 'Erotic City' in een mix verwerkte, wat op zich niet hoeft te verbazen, dit was immers de vrijheid die electroclash zich toe-eigende, om dansmuziek meer te openen voor andere invloeden ('Dirty Mind' en 'America' hoor ik nu ook als mogelijk mixbaar.) Wat me weer doet denken aan die andere Chicago-producer die in de laatste jaren in de vergetelheid dreigt te raken, Green Velvet. Drie geleden bracht hij een single uit waarvan de naam mij altijd is bijgebleven maar die ik nooit had beluisterd, 'Bigger than Prince', meer Green Velvet dan Prince uiteindelijk, al is er een moment dat je via The Black Album-minimalisme, een soort aanzet hoort tot een rave Prince (wellicht dat het archief van Prince voor verrassingen kan zorgen, al vermoed ik dat we daar uiteindelijk weinig van gaan horen.)

vrijdag 22 april 2016

Prince: verschijning (1958 - 2016)


Prince is niet meer. Wat valt daar nog over te zeggen na de instant explosie van aandachttrekkerij en duiding met de nadruk op termen als magie en genie? Zelf was ik nooit zoiets als een fan (zijn religiositeit vormde uiteindelijk een onoverkomelijke barrière.) Maar ik was ooit dol op pure pop—de verrassing op de radio, melodieën en nog niet eerder gehoorde geluiden, de presentatie van vreemde persoonlijkheden met bijhorende geruchten—en heb bewust dat moment meegemaakt dat Purple Rain werd gelanceerd en hij opeens overal aanwezig was. Wat volkomen terecht was want die reeks singles van het album is buitengewoon. Maar het album waar ik zelf de sterkste band mee heb is Around the World in a Day (1985). In die tijd woog je de aankopen, een vriend had Purple Rain voor me getaped en de opvolger lag een jaar later al klaar. Waarschijnlijk was het een van de eerste tien L.P.’s die ik kocht. Een prachtige uitklaphoes, met zorg uitgedachte illustraties waarin elk nummer een symbool kreeg toebedeeld. In de binnenkant de teksten met elke titel voorzien van een ander lettertype. En omdat het een van de eerste albums was, luisterde je daar zeer intensief naar. Als ik er nu aan terugdenk is het een melancholische plaat, ook een soort voorbeschouwing op het volwassen leven met zijn kenmerkende extases en teleurstellingen.

Prince was onmiskenbaar onderdeel van de jaren tachtig, op de meest verfrissend eigenzinnige manier. Hij had zijn voorbeelden—James Brown, George Clinton en vooral Jimi Hendrix—maar was er geen slaaf van, de sterke artiest die geschiedenis naar zijn wil ombuigt. Geen futurist maar een artiest die zijn eigen tijd vormt. Dit zou uiteindelijk leiden tot Sign “☮” The Times (1987), een instant Grote Plaat met alles wat dat inhoudt: grote thema’s, bijhorende titel, de inzet van allerlei muziekstijlen maar ook de piek waarna een langzame afdaling begint. Om heel veel redenen raakte Prince daarna de weg kwijt (slechte filmprojecten, ruzies met platenmaatschappijen, het terugtrekken van The Black Album, een naamgevingscrisis, de vloek van overproductie en later een onwinbaar gevecht met internet.) Ik ben dol op alternatieve geschiedenissen (type: wat als Hendrix of Coltrane muziek waren blijven maken?) en zo mijmerend over zijn betekenis vroeg ik me af hoe een daadkrachtige Prince in de jaren negentig had geklonken? En dat had een technologische sprong moeten betekenen die hij niet wist te maken. Eigenlijk hetzelfde wat Kate Bush overkwam (met wie hij op Red Shoes (1994) samenwerkte), net als hij niet in staat om de Fairlight achter zich te laten.*

Maakte ook eigenlijk niet meer uit, zijn jaren tachtig-werk had hem al tot een mythe gemaakt. Het verbaasde me ook altijd wanneer hij opeens opdook om concerten te geven, een geest uit een andere tijd. Het zorgde voor dubbele distantie tot zijn muziek, want Prince werd in zijn hoogtijdagen van alle kanten geïnterpreteerd en bewierookt, een soort kritische roofbouw (als een van de weinige popartiesten was hij uitgesproken positief over popjournalisten.) Bijna altijd tekstueel gericht vanwege zijn excentrieke synthese van spiritualiteit (keihard Jehova’s Getuigen fundamentalisme) en lichamelijkheid. Maar het geluid van Prince komt er meestal bekaaid van af, dat mysterieuze gitaargeluid—zo achteloos opgeroepen—dat mij altijd doet denken aan een stad die ontwaakt, de gortdroge maar parmantige ritmes, de synthetische Prince…de studiomuzikant, wat weten we daar eigenlijk van?

* De Fairlight werd zo subtiel ingezet op Sign “☮” the Times en is ‘Batdance’ niet de laatste Fairlight-hit ooit? Nu ik de onuitgegeven extended mix van ‘Batdance’ beluister klinkt het nog steeds als een bizarre collage. Maar je voelt ook hoe dichtbij Prince was om in techno mee te gaan (waarvan hij zeker op de hoogte was aangezien hij naar de radioshow van The Electrifying Mojo luisterde.) Er zit een orgelsolo in waarvan ik bijna vermoed dat deze Robin Albers op het idee heeft gebracht voor ‘Plastic Dreams’. Het is uiteindelijk een kwestie van ritme, Prince kon/wilde niet de overstap maken naar de 909-bassdrum. Een muzikant als Prince in dienst van rave, wat een droom.