Het gebeurt niet vaak dat ik de bioscoop uitloop, overmand door een welhaast extatisch
gevoel dat ik de wereld met een frisse blik bekijk. Niet toevallig was de
laatste keer na The Thin Red Line,
Terrence Malicks comebackfilm uit 1998. En nu dus na zijn nieuwste film Knight of Cups. Ik smacht naar een essay
als dat van Simon Critchley over The Thin Red
Line (al maakt die analyse nog steeds veel duidelijk over de nieuwe film.) Dat zal nog op
zich moeten laten wachten. Misschien moet ik het zelf doen, maar iets—behalve
tijd—weerhoudt me er vooralsnog van: de persoonlijke reactie op Knight of Cups is precies dat: privé,
een individuele taak.
Wat ik er in ieder geval wel over kwijt kan, is dat Knight of Cups heel nu is, in de wijze waarop het sommige vragen over liefde, authenticiteit, relaties, perceptie en kennis stelt.
Omdat de film overvloeit met beelden—tijdens het kijken moest ik op een of
ander manier aan De Aleph van Borges
denken—is het lastig om er grip op te krijgen, maar Malick duikt dapper in de maalstroom van het
leven van de 21ste eeuw waar “niemand meer om realiteit geeft.” Een
van de mooiste momenten in de filmgeschiedenis is de aanval door de mist in The Thin Red Line en mist keert terug in Knight of Cups tijdens een
desoriënterende clubscène, waardoor ik
weet dat Malick precies weet waar het om gaat (dat Burial even later—of
eerder—klinkt in een stripclub versterkt dat gevoel alleen maar.)
Daarnaast heeft Knight
of Cups de juiste vorm voor een film in 2015. Geen plot, alleen
intensiteiten. Naar het schijnt kreeg hoofdpersoon Christian Bale niet eens
teksten aangeleverd, hoefde hij alleen maar te reageren. Het maakt ook niet
uit, wat personages zeggen wordt vaak naar de achtergrond geduwd om plaats te
maken voor de innerlijke monoloog of het web van muziek en geluidseffecten.
Want Knight of Cups klinkt
magistraal, de geluidswereld van de film vormt al een afzonderlijk meesterwerk. Een laatste gedachte die
vooral opkwam tijdens de lange scène op een Hollywoodfeest (met Antonio
Banderas in topvorm) is hoe het toch mogelijk is dat Malick zulke films voor
elkaar krijgt? Is dat een nostalgie naar het avontuurlijke Hollywood van de jaren zeventig, waar Malick maar
twee films maakte? Want het lijkt het er op dat acteurs (met het bijbehorende
geld) in de rij staan om in zijn films te mogen spelen, alsof in een vreemd
ritueel Hollywood zich door de films van Malick reinigt van de zonden, de
geestdodende rotzooi, die het produceert.