Mastodon designing futures where nothing will occur

donderdag 8 december 2022

 Andor | Een Star Wars voor ons


Ik dacht enkele jaren terug na het teleurstellende The Rise of Skywalker werkelijk dat ik mijn laatste Star Wars had gezien. Maar zoals Al Pacino in The Godfather 3 op heerlijk pompeuze wijze zegt: “Just when I thought I was out, they pull me back in!” Ik geef toe dat ik de Baby Yoda-meme’s niet kon weerstaan en de postmoderne samoeraiverhalen van The Mandolarian een seizoen heb gevolgd. Maar daarna leek Disney de franchise uit te melken met spin-offs die eenvoudig waren te negeren. Wat ik ook van plan was met de nieuwe serie Andor. Langzaam voelde ik echter de fluisteringen aanzwellen totdat ze mijn vriendenkring bereikten: Andor is een van de beste series van het jaar, een van de beste dingen die onder de noemer Star Wars is gemaakt. Politieke intrige, The Force en Jedi nergens te bekennen, spannend! Ze hadden gelijk.

 

Andor komt de eerste drie afleveringen redelijk traag op gang, wat misschien een teken is dat men de personages rustig probeert te introduceren. Wat daarna volgt is een verhaal dat de metafysica negeert en de politiek naar de voorgrond brengt. Op zich is dat geen grote goocheltruc. Star Wars is altijd politiek geweest: de oorspronkelijke film, twee jaar na de val van Saigon uitgebracht, was een anti-imperialistische parabel. De politiek in de tweede trilogie (1999 – 2005) is vaak bekritiseerd als saai maar achteraf zijn de machinaties van Palpatine om de senaat uit te schakelen een opmerkzame waarschuwing gebleken voor tendensen in de Westerse politiek. Zelfs The Rise of Skywalker wist met “They win by making you think you’re alone¨ een memorabele anti-neoliberalistische oneliner te plaatsen. Wanneer Andor echter losgaat presenteert het niets minder dan een complete kritiek van de post-9/11 jaren waar fascisme stap voor stap terrein wint.
 


Andor speelt zich af in de aanloop naar de eerste Star Wars-film (ergens tussen Episode III en IV voor de kenners) en lijkt het ontstaan te verhalen van wat uiteindelijk de rebel alliance zal worden. Een plotlijn volgt de ontwikkelingen rond de senator Mon Mothma die uiteindelijk in A New Hope de aanvalsplannen op de Death Star presenteert. Een andere oude bekende is de schavuit Cassian Andor die in de spin-off Rogue One de plattegrond van de Death Star steelt en hier tegen zijn zin wordt meegetrokken in politieke intriges. De puzzel past dus in het Star Wars-universum al gaat Andor uiteindelijk over het huidige Amerika en daardoor over de Westerse wereld in het algemeen. Over de opkomende controlestaat die bij de minste tegenstand te ver doorslaat, over de oneindige War on Terror, de militarisering van de politie, het gevangenis-industrieelcomplex en de gameficatie van de economie. De bedompte sfeer is die van de laatste twintig jaar. Tegelijkertijd worden bijna achteloos bepaalde vragen beantwoord die je als kritische Star Wars-kijker wel eens stelde: hoe wordt het empire bestuurd? Wie bouwt een Death Star en hoe wordt dat betaald? Andor neemt de moeite om het ambtelijk apparaat te laten zien en dat geeft de hele reeks meteen een noodzakelijke verdieping. In een sneaky scène na de laatste aftiteling wordt duidelijk dat de onderdelen waar de gevangen continu aan werken voor de Death Star zijn bedoeld.


Ondanks de verdeeldheid van de tegenstanders laat Andor een groeiende tegenbeweging zien, paranoïde, fanatiek, bij vlagen meedogenloos maar dankzij de figuur Karis Nemik, schrijver van een politiek manifest, ook intellectueel en empathisch. Wat vanzelfsprekend de vraag oproept: hoe is dit gemaakt door Disney, een in wezen Amerikaans conservatief entertainmentcomplex dat braaf zijn steentje bijdraagt aan inclusiviteit en multiculturalisme? Want dit is van een andere orde, puur antiautoritair, ACAB, pro-open source en right to repair, anti-imperialistisch, antifascistisch, feministisch en anarchistisch zonder enige centristische nuancering. Kan dit louter worden uitgelegd als een multinational die zich een progressieve politiek en levensstijl toe-eigent en als ongevaarlijke fictie verkoopt? Want een Star Wars-verhaal bluf je niet langs allerlei comités, doelgroeponderzoeken en managementlagen, daarvoor is het te bekend en ook teveel waard. Veel betrokkenen waaronder schrijver Tony Gilroy en acteurs Diego Luna en Fiona Shaw hebben geen geheim gemaakt van hun intenties dus dit is wat het systeem toelaat, repressieve tolerantie in de vorm van hoogstaand entertainment. Een Star Wars-film zal nooit een revolutie ontketenen en toch...met Andor worden eenvoudig te begrijpen concepten gepresenteerd die je kunt gebruiken om een complexere sociologische of politieke analyse uit te leggen. Helemaal onschuldig is het niet, zelfs voor een publiek dat murw is geslagen door decennia van multinationalkapitalisme en daar geen alternatief voor kan voorstellen.
 

Het bovenstaande maakt Andor al tot een fascinerende kijkervaring. Maar het ziet er ook nog eens heel goed uit, beter dan menig Star Wars-film, alsof een Tumblr-comité de serie heeft samengesteld. De keuze om Star Wars stug in het Darth Vader – Luke Skywalker tijdperk te laten afspelen heeft een interessante consequentie. De esthetiek is vrijwel onveranderbaar. Hierdoor kan men niet losgaan op de lelijke digitale look van hedendaagse sciencefiction en blijft de technologie gedwongen hangen in een permanent 1977 – 1983 futurisme van primitieve computers en vieze machines die vaak van ellende uit elkaar lijken te vallen. Die beperking doet vormgevers enorm goed. Het hoofdkwartier van het Imperial Security Bureau en appartementen op Corcusant zijn gebouwd in brutalistische stijl, imposante gevaartes van beton met bijpassende interieurs in de beste jaren ‘70 traditie. Ook de kleding is stijlvol maar praktisch, met name de lange jassen die een aantal personages draagt zien er fraai uit alsof de mode rond 1979-1980 een ander pad is ingeslagen. Hetzelfde geldt overigens voor de slechteriken, de jassen van officiers zijn nu dankzij een vintage kleur groen onmiskenbaar nazistisch terwijl de kaki trenchcoats de ISB een aristocratische air geven. De galaxy far, far away krijgt hierdoor een doorleefde sfeer, het is een levende wereld met mode, standen, rituelen, arbeiders, kantoren, industrie, geruchten, verwijzingen naar mystici, schrijvers en zelfs openbaar vervoer, waar mensen in verschillende talen gewone gesprekken voeren. En om het af te maken is de muzikale bombast van John Williams ingeruild voor een spannende mix van synthwave en electro die precies de juiste sfeer aanvoelt.


Een Star Wars voor ons die bijna alles goed doet. Het is een vreemde gewaarwording. Rest de vraag of dit goed kan blijven gaan nu er een tweede seizoen is aangekondigd. Het eerste seizoen koos grotendeels voor sfeer en inhoud boven plot, dat gedreven werd door de gebruikelijke overval, ontsnapping en confrontatie. Al in de laatste twee afleveringen voelde je het verhaal bewegen richting de conventies van de keurige resolutie en cliffhanger. Ik hoop dat een vervolgseizoen genoeg tijd neemt om rond te kijken, de fantasie te laten ademen, de narratieve clichés zoveel mogelijk negeert. The Empire Struck Back, wie had dat nog verwacht?

dinsdag 6 december 2022

Duistere wetenschap | Gammelsæter & Marhaug – Higgs Boson

 


Liefhebbers van de avant-gardistischere metalregionen weten dat wanneer je de naam Runhild Gammelsæter googelt de kans groot is dat je onder een van eerste zoekresultaten een foto zult vinden van een vrolijke Scandinavische wetenschapper in plaats van de imposante vocaliste van slow motion riffsmeders als Thor’s Hammer, Sunn o))), Khlyst of soloartieste wier Amplicon album uit 2008 een uitzonderlijke verzameling ingetogen black metal vormde. Aangezien ze sinds 2014 geen werk meer had uitgebracht was het aannemelijk dat Gammelsæter definitief voor een carrière in de biologie had gekozen, wat ongetwijfeld beter betaalt dan de experimentele metalwereld maar het verlies van een van de spannendste stemmen in de hedendaagse muziek zou zijn geweest. Schijnbaar uit het niets verscheen dit jaar dan toch een vervolg van haar samenwerking met landgenoot Lasse Marhaug, een veelzijdige noisemuzikant met wie ze acht jaar geleden het album Quantum Entanglement maakte. Het is met gemak mijn favoriete album van 2022 geworden.

De titel Higgs Boson maakt er geen geheim van dat de plaat thematisch voortborduurt op het debuut. Hier geen odes aan Satan of heroïsche Vikingavonturen maar ingetogen liedjes over ‘The Stark Effect’, ‘Propeller Arc’ en ‘Hadron Collider’. Kortom, we zijn beland in de immer mysterieuze domeinen van de kwantummechanica en deeltjesfysica. Wat eigenlijk geen vreemd onderwerp is voor black metal. De oorspronkelijke black metal van de jaren ‘80 richtte zich thematisch op onversneden satanisme terwijl de Noorse adaptatie van de jaren ‘90 veel is meer ingebed in een heidense cultuur met een nadruk op het primaat en de verering van de natuur. Het is dan een kleine stap richting de moderne wereld en de biologie, natuurkunde en kwantummechanica. Op het eerste gehoor lijkt Gammelsæter met haar karakteristieke grommen, sissen en fluisteringen een demonische bevalling in te leiden maar als snel blijkt er weinig bovennatuurlijks te worden opgeroepen. In plaats daarvan presenteert het duo wetenschap als een duister ritueel (“The giver of names” – The Magus) die het sublieme van de fysica invoelbaar maakt: de leegheid van de intermoleculaire ruimte, opdoemende zwaartekrachtgolven of de onoverbrugbare afstanden van de KBC-leegte. De natuur is geen groene utopie maar een kil uitdijend universum van ontelbare processen, van ongrijpbaar klein tot gekmakend groot, waar de mens zich gelukkig mag prijzen dat hij een rol als observator kan spelen maar in wezen insignificant is.

In die zin is Higgs Boson de zwartst mogelijke metal en toch verplettert het je niet door zinloosheid. De ingetogen muziek van Gammelsæter & Marhaug heeft een onmiskenbare schoonheid die bevrijdend werkt, zoals de pracht van de Krabnevel (M1) gevormd wordt door de overblijfselen van een gestorven zware ster. Pulsen, bliepjes, basemissies en een enkele gitaarwolk vormen het minimalistische netwerk waar Gammelsæters stem zich doorheen beweegt, in verschuilt en weer verschijnt om een chemische litanie te declameren. Dankzij een zorgvuldige opbouw eindigt dit alles in het lange ‘These Questions’ waar Swans en Dopplereffekt elkaar ontmoeten, de duik in het zwarte gat waar de realiteit uit elkaar valt en Gammelsæter vrolijk fluistert en neuriet als een imploderende Starsailor. Een einde dat tegelijkertijd veel routes richting nieuwe hybrides met kosmische ambities doet opleven. Een buitengewoon plaat die suggereert dat Gammelsæters vaker een black sabbathical van haar laboratorium moet nemen.

Higgs Bosson (Ideologic Organ Music, 2022)

zondag 7 augustus 2022

De laatste overblijfselen van De Nederlandse Belofte

'It is because you feel that everything you might need is available here? A big store, a supermarket, is a complete world in itself?’
‘I guess so,’ he admitted.
‘So there is nothing to fear,’ the woman said. ‘No need to feel anxiety. You can relax. Find peace, here.’

Philip K. Dick – Time Out of Joint


Een maand terug in Diemen, een minder Proustiaanse ervaring dan ik van te voren had verwacht. Het verschil in perceptie is te groot, als kind leef je in een soort dagdroom, een kleine wereld. Op een warme zomeravond toch maar mijn oude kleuterschool en basisschool bezochtverbouwd maar de structuur hetzelfde geblevenom vervolgens terug naar “huis” te lopen. Al snel passeer ik drie dennenbomen die ik als oude vrienden herken en helemaal niet lijken te zijn veranderd. De rest van de bomen zijn enorm gegroeid. Wat indrukwekkende resultaten oplevert (frappant dat hier geen mysterieuze boomziektes heersen die de populatie aan de andere kant van de A10 continu teisteren.) Speelvelden tussen de flats bevinden zich nu in diepe schaduwen. Het pad tussen mijn oude huis en het treinspoor waar opgewonden Feyenoordfans naar De Meer werden geleid, als er niet eerst een veldslag met Ajacieden of M.E. plaatsvond, wordt nu afgeschermd door hoge bomen die een bospad vormen. Diemen is groen. Het beloofde groen op de maquettes van modernistische wijken van de jaren ‘50 en ‘60 waargemaakt.

 


Tijdens de laatste landelijke verkiezingen kwam D66-lijsttrekker Sigrid Kaag opeens aanzetten met de term De Nederlandse Belofte. Nederlandse politieke partijen hebben al jaren last van campagneleiders die stage hebben gelopen in de Verenigde Staten en daar slechte ideeën opdoen. Dit leek ook weer een fraai staaltje kopieergedrag, veel te pompeus voor de polder. En toch moest ik hier opeens aan de term denken. Zoiets als een Nederlandse Belofte lijkt hier stand te houden. Ik vul dit in als een naoorlogs idee dat een groeiende welvaart voor een opwaartse beweging zorgt waardoor de arbeidersklasse aansluiting vindt bij de middenklasse en iedereen zo een materiële basis heeft voor een redelijk bestaan. Waar iedereen kan rekenen op een sociaal vangnet, betaalbare zorg en een woning. Ruimte lijkt het basiselement van dit overzichtelijke universum, het stratenplan is breed opgezet waardoor bomen in vijftig jaar glorieus kunnen uitdijen. Je loopt in ongeveer een kwartier van de ene kant van het centrum naar het ander maar het lijkt veel groter. Diemen-Zuid dat eind jaren zeventig werd ontwikkeld is al legacy nieuwbouw terwijl de enigszins verborgen tak van Diemen-Noord alleen nog tot in de Diemerpolder kan uitbreiden. Het centrale winkelcentrum biedt alle basisbehoeften van de consumptiemaatschappij terwijl de populaire woensdagmarkt een kleinschalig alternatief biedt. De schaduwkant van de Nederlandse Belofte, de auto, wordt op ingenieuze wijze getolereerd maar beperkt met blauwe zones (alleen ‘s nachts wordt er opeens met piepende banden door de straten gescheurd.) Het is allemaal logisch opgezet en, op een paar details als de spoorwegtunnel, af. Diemen heeft de naam saai te zijn, maar het is vriendelijk en rustig, achteloos multicultureel en op haast mediterrane wijze zichtbaar vergrijzend. Onfuturistisch ook, alleen de gerobotiseerde supermarkt Ochama en het Equinix Data Center dat boven de rij flats en bomen torent als een Cronenberg-gebouw vormen directe aanwijzingen dat de 21ste eeuw bestaat.

 


Diemen kan zo zijn omdat het nog steeds een eigen gemeente is. Het heeft, met het steeds verder uitdijende Amsterdam om zich heen, dan ook iets weg van het dorp van Asterix. Een enclave die stug weerstand biedt en de dingen grotendeels zelf wil regelen. Wat ooit een ouderwets idee leek is in de diepe 21ste eeuw een meesterzet gebleken wanneer in de gemeente Amsterdam Alles Ständische und Stehende verdampft. Naar Frederic Jameson, die in zijn worsteling met de term laatkapitalisme een alternatief poneert, is Amsterdam verworden tot een postmoderne stad die in hoog tempo het multinationalkapitalisme van Über, Airbnb, Blackstone, LiveStyle, EasyJet, RyanAir, Schiphol en Heineken compleet heeft omarmd. In Diemen zie je af en toe een verdwaalde toerist, voor zo ver ik weet is er geen hotel en de horeca beperkt zich tot een klein aantal cafés en restaurants. Parken zijn bedoeld om in te recreëren en tot rust te komen. Omdat je op de fiets binnen vijf minuten in Amsterdam bent, ontstaat een vreemd gevoel alsof je in een stedelijke oase terecht bent gekomen. Niet dat de Oostelijke Eilanden, waar ik hiervoor woonde, hectisch waren. In zekere zin was dat ook een dorp binnen de stad, maar je voelde constant de druk van de genadeloze gentrificatie, de mogelijkheid dat ambtelijke plannen ook hier op elk moment je leefplezier teniet kunnen doen.

Wellicht dat Diemen de grote buurman nederig een werkzaam model kan aanreiken. Lange tijd is het samenvoegen van Nederlandse gemeenten als een wetmatigheid gepresenteerd. Nu Amsterdam met de Westelijke uitbreiding van de Haven-Stad eigenlijk te groot gaat worden voor een centraal bestuur is de tijd aangebroken voor de geatomiseerde stad. Zelfs de stadsdeelcommissies zijn nog te groot en log om een diepgaande verandering te bewerkstelligen die duidelijk nodig is. Geïnspireerd door de nijūsanku van Tokio zouden buurten met de omvang van Diemen of kleiner (bijvoorbeeld de Staatsliedenbuurt, Rivierenbuurt, Betondorp, Jordaan) als eigen eenheden, met een autonoom bestuur en burgemeesterachtige functionaris, moeten opereren. Gericht op leefbaarheid, wonen en socius. Met voor Groot-Amsterdam een gemeentebestuur/burgemeester voor overkoepelende zaken als openbaar vervoer, infrastructuur en wat symbolische taken. Kortere communicatielijnen, overzicht en meer participatie lijken mij de enige manieren om de stad op productieve wijze te redden van haar lot als opgefokt pretpark. In dit scenario kan Amsterdam weer eens anticiperen in plaats van achter de feiten aan te lopen, een echt 21ste eeuwse stad worden. Creatief, groen en vriendelijk. Multinationalkapitalisme zal nog deze eeuw overgaan in terminaal kapitalisme, een zwart gat waar men ver uit de buurt moet blijven of het zal je genadeloos meetrekken in zijn vernietiging.

zondag 10 juli 2022

Αὐτεχρε

“For a long time I stayed away from the Acropolis. It daunted me, that somber rock. I preferred to wander in the modern city, imperfect, blaring. The weight and moment of those worked stones promised to make the business of seeing them a complicated one. So much converges there. It’s what we’ve rescued from the madness. Beauty, dignity, order, proportion. There are obligations attached to such a visit.”

 

Don DeLillo – The Names


Ik kon mij die luxe niet permitteren. De dag na aankomst moest ik onvermijdelijk naar de Akropolis. Een ochtendklim leek mij gezien de opkomende hitte beter, om in de avond terug te keren voor de muziek. De Akropolis? Die ontelbare afbeeldingen die je van kinds af aan ziet (encyclopedieën, Grote Steden kwartet, schoolboeken, Griekse restaurants, reisbureaus) bereiden je toch niet voor op de eerste blik die me onverwacht ontroerde. Moeilijk te achterhalen waarom. Misschien omdat dit soort bezienswaardigheden meestal kleiner blijken te zijn dan je verwacht. Dit is groter dan de verbeelding, veel groter. Ik was nog geen 24 uur in de stad, een echte stad van hitte, lawaai, geuren en continue beweging, maar het voelde alsof ik er al veel langer was. Het optreden van Autechre, toch in eerste instantie de reden om eindelijk naar Athene af te reizen, werd al snel een bijzaak, ook iets wat ik nog moest doen. In Athene zie je alles al snel in het juiste perspectief. Autechre, Nederland, Amsterdam, het digitale domein. Een ander soort ritme, een ander verlangen.

Voordat ik afreisde was er een moment waar ik van de hele ervaring een geheim wilde maken. Het anti-social media evenement, iets wat enkel is gebeurd voor degenen die erbij waren. Zonder het plichtmatig plaatsen in de timeline, een gebaar van opschepperij om de tweede identiteit te bevestigen, de status van overbluffen, een kort lidmaatschap van de Insta-jetset, dat toch met een beweging van de steeds strammere wijsvinger onderdeel wordt gemaakt van een vergeten rivier aan beelden. Autechre lijkt zich hiervan bewust. Zelfs in het Odeon van Herodes Atticus, de parel van het Atheense culturele leven, speelden ze in het donker waarbij van te voren vriendelijk werd verzocht om geen opnamen of foto’s te maken. Iets waar de in wezen anarchistische Athener zich voor het grootste gedeelte verrassend genoeg aan hield. Het dwingt je om te luisteren, zonder beeldscherm, en vervolgens de gebeurtenis te verhalen. 

 


Niet dat de Griekse avond een complete duisternis kan verwezenlijken. In het samenspel van een zomerse sterrenhemel, het schijnsel van de stad en de gouden stralen van het Parthenon ontstaat een schaduwwereld die uitstekend zal passen bij wat Autechre aan het publiek presenteert. Het Herodeion is vanzelfsprekend indrukwekkend, half ruïne, half gerestaureerd Romeins theater met keurig geplaatste kussens op het marmer. Die eerste verwondering kon je verwachten. Al snel werd echter mijn aandacht verlegt naar het binnenstromende publiek. In plaats van de bierzeulende kalende man van middelbare leeftijd in zwart T-shirt en de smartphone/hipster Mensch-Maschine blijkt de Atheense cultuurliefhebber de overhand te hebben. Vaak goed gekleed, soms al van pensioengerechtigde leeftijd, afgewisseld met veel jonge stellen, een handvol kinderen. Alles ademt een kalme nieuwsgierigheid uit.

Ik ga ervan uit dat Autechre dit niet wist en bovendien denk ik dat ze het totaal niets kan schelen. Van te voren had ik me natuurlijk en bepaalde voorstelling gemaakt hoe Autechre bij de Akropolis zou kunnen klinken. Bijvoorbeeld als een soort ode aan de omgeving en architectuur, een meer etherische Autechre die een αλήθεια weet te ontsluieren. Heel even lijkt zoiets in gang te worden gezet waarna 70 minuten compromisloze techno uit de diepe 21ste eeuw volgen. De essentie. Drum, bas en geluiden. Vrijwel geen melodie. Letterlijk elke maat verschilt steeds van de voorafgaande. Ik kan er in het begin moeilijk grip op krijgen. Pas wanneer ik mijn ogen sluit word ik direct in de muziek gezogen, ontvouwt zich een domein waarin steeds kleine veranderingen plaatsvinden, een soort submoleculaire realiteit waar onvoorstelbare processen hoorbaar worden gemaakt. Kristallen draaien, materie stolt, tijd vloeit plotseling weg, atomen worden omgevormd tot onbekende entiteiten, deeltjes botsen, flitsen en verdwijnen om nooit meer terug te keren. Het is op geen enkele conventionele wijze te omschrijven als mooi. Tijdens het laatste kwartier begint de muziek enigszins te ademen al zal een zalvende melodie nooit verschijnen. Het is na dertig jaar onwerkelijk om te concluderen dat Autechre nog nooit zo radicaal heeft geklonken. Een enkele Griek is voortijdig weggeslopen maar na afloop klinkt zowaar een enthousiast applaus in plaats van een verbaasde stilte.


“Noise is a kind of rain to Athenians, an environment shaped by nature.”


Don DeLillo – The Names


Later die nacht, wanneer ik nog verdwaasd aan een halve liter Mythos sip op het balkon van mijn hotelkamer in Omonoia, luister ik naar het verkeer dat zeven verdiepingen lager doorraast. De monotone ruis van weleer is veranderd. Opeens hoor ik dat het steeds anders is, een aaneenschakeling van nooit op dezelfde manier knetterende brommers, piepende remmen, bussen die zuchtend openen, schijnbare stiltes voor rode lichten die al snel weer teniet worden gedaan. En dit 24 uur lang. Kortom, de Athener moet Autechre haast instinctief begrijpen.

Maar er is, denk ik, meer. Autechre eerde de Akropolis op een veel eerlijkere manier dan ik vooraf fantaseerde. In plaats van altijd maar terug te kijken, de ruïne van democratie te eren, richtte Autechre de blik strak richting de toekomst. Dit was een aankondiging van het eind van de mens. Het onvermijdelijke loslaten van de idealen van de Westerse beschaving. Aan de voet van de Akropolis werd een nieuwe wereld hoorbaar, zonder de glamour van de cyborg als aristocratische mens-machine. Dit is de komende wereld waar algoritmen, het proces, elektronische pulsen, draadloze kennis, het multiversum van enen en nullen, een planetaire dictatuur vormen waarin organismen getolereerd worden maar zonder enige consequentie mogen verdwijnen. Autechre lijkt zelf al regelmatig de controle te zijn kwijtgeraakt over de muziek. Die controle was misschien altijd een illusie, de mens heeft waarschijnlijk nooit echt een kans gehad. Aan de voet van een van zijn hoopvolle visioenen krijgen de ruïnen een nieuwe melancholische lading terwijl de sterren op veilige afstand toekijken wat gaat volgen.

zaterdag 4 juni 2022

Crimes of the Future | Een film voor de komende twintig jaar


Met Crimes of the Future keert de Canadese regisseur David Cronenberg niet zozeer terug naar de body horror, een term die hem weinig doet, als wel naar sciencefiction. Al kun je hier ook meteen aan twijfelen. Ja, eXistenZ (1999) was zijn laatste pure sciencefictionfilm maar ergens voelde de sociale afstandelijkheid in films als Cosmopolis en Maps to the Stars even futuristisch als een aflevering van Star Trek. Bovendien publiceerde hij in 2014 Consumed, een zeer beklemmende roman die de hedendaagse realiteit echt 21ste eeuws deed aanvoelen: 

“I didn’t expect the camera. In the operating room. I thought you would just take notes on a notepad, like a proper journalist.” 

“We’re all photojournalists now. It’s no longer enough just to write. We have to bring back images, sound, video. I hope you don’t mind.” 

Het narratief van de terugkeer zou veeleer een van continuering moeten zijn. Cronenberg zet zijn favoriete motieven en thema’s zelfverzekerd door. Kafkaëske bedden, dubbelagenten, de esthetica van de binnenkant van lichamen, organische technologieën, avant-gardistische operaties, de vervormingen van onze lichamen, de verkenning van een nieuw soort genot en zelfs een nieuw soort tederheid, ze worden allemaal vervlochten in een verhaal over een paar performance artiesten. Viggo Mortensen, fragiel en bedachtzaam als de drager van nieuwe organen en Léa Seydoux als zijn partner die dezelfde organen tijdens undergroundoperaties verwijdert. Het is niet helemaal duidelijk of de optredens illegaal zijn en omdat Cronenberg een aantal keren met taboes speelt, kon ik me niet aan een soort metagevoel onttrekken, de gedachte “Hoe komt hij hier mee weg? Hoe is het mogelijk dat ik dit zomaar in een bioscoop kan kijken?” Dat zijn vragen die al jaren niet meer in mij zijn opgekomen. 

Als oude meester weet Cronenberg dat je in sciencefiction uitleg moet doseren, de wereld ontdekken is altijd beter dan de wereld beschrijven. Dat maakt Crimes of the Future, los van de lichamelijkheid, tot een vervreemdende ervaring. Vrijwel alles is nieuw, alsof je naar een documentaire uit de toekomst kijkt. Er zijn hints van een versnelde menselijke evolutie waar men nog maar moeilijk controle op kan krijgen en pijn lijkt te verdwijnen wat op subtiele wijze is verwerkt in de afstandelijke manier waarop mensen met elkaar omgaan. Cronenberg laat je griezelen met de manifeste inhoud van bizarre wonden maar stopt zijn film vol latente betekenissen (is de film in zijn geheel bijvoorbeeld een kritiek op de digitalisering van kunst?) Sciencefiction is sinds Stalker niet meer zo arthouse van intentie en ritme geweest. Daarbij maakt hij optimaal gebruik van de Griekse locaties, in eerste instantie het resultaat van de financiering die de film mogelijk maakte. Het ziet eruit alsof het niet anders had kunnen zijn. Het zonovergoten klassieke Athene wordt volstrekt genegeerd en alles speelt zich af in aftandse interieurs, verlaten straten en havens vol schepen die traag afsterven. Een geloofwaardige toekomst, een maatschappij die de uiterlijke schijn niet kan volhouden nu complexe veranderingen mensen overmannen. Een wereld waar ik meteen in wilde wonen. 

Het is een lange tijd geleden dat ik de behoefte voelde om een film snel nog een keer te kijken. Crimes of the Future, met zijn haast achteloze manier waarop ideeën worden geponeerd, krachtige beelden, hypnotiserende muziek en droomachtige ritme waarin plot oplost, is eindelijk weer zo’n film. Het is een film die we zo nodig hadden. Een worp richting de toekomst, “minstens twintig jaar zijn tijd vooruit”, bedacht ik in het donker. Of is het de enige film die echt het jaartal 2022 waarmaakt? 

Wanneer Kirsten Stewart, die de rol van intelligente Amerikaanse in Europa nu compleet beheerst, een schuchtere Viggo Mortensen probeert te verleiden stelt hij “I’m not very good at the old sex.” Een van de zinnen waar de komende jaren talloze filosofische papers over zullen worden geschreven. Maar Cronenberg presenteert niet alleen interessante ideeën, het is uiteindelijk zijn afstandelijke moraal, een gebrek aan moraal die is vervangen door een goedaardige nieuwsgierigheid waarmee alles wordt verbonden. Zijn hele carrière lang weigert hij het lichaam als morele grens te accepteren. Het lichaam is in beweging, verandert continu, uit zichzelf of met anderen, andere mensen, virussen, dieren of technologieën. In Crimes of the Future is transseksualiteit een gepasseerd station, een oud fenomeen. Cronenberg is allang verder, op zoek naar de onbekende mogelijkheden van het lichaam die in detail dienen te worden verkend, een continue herdefinitie van schoonheid totdat de mens niet meer bestaat.

zondag 3 april 2022

Een Omgekeerde Ontheiliging

 


Het is de meest controversiële plaat in jaren, zeker in het technogenre, bij verschijning meteen geridiculiseerd en afgekraakt. Ik heb het over Consumed in Key, de herbewerking van technoklassieker Consumed (1998) van Plastikman door pianist Chilly Gonzales, onder andere bekend van zijn solo pianowerken, samenwerking met Daft Punk en amusante serie Pop Masterclass filmpjes. In eerste instantie nam ik het nieuws voor kennisgeving aan, maar wanneer de wil-tot-teleurstelling direct zo krachtig raast, moet er wel iets aan de hand zijn. Een artikel over het project waarin de heren, inclusief intermediair Tiga (zelf naar eigen zeggen geobsedeerd met het album), hun relatie met Consumed uitleggen intrigeerde me zodanig dat ik besloot om de plaat een kans te geven.
 
Consumed is vanaf de eerste dag een van mijn favoriete technoplaten geweest, een zelfverzekerde verfijning van de mensmachine-esthetiek en muzikale uitwerking van de schilderijen van Mark Rothko. Techno voorbij de dansvloer, muziek voor contemplatie. Een fraai vormgegeven cd die ik nog steeds regelmatig draai, ook al heb ik hem zodanig verzadigd dat ik soms vergeet dat hij opstaat. In die zin alleen al breekt Consumed in Key, met zijn impressionistische toevoegingen, de muziek open, laat het me op hernieuwde wijze luisteren. Soms werkt het niet en klinkt het alsof Gonzales achteloos meespeelt terwijl de plaat bij de buren is opgezet en soms zijn er slimme toevoegingen die gebruik maken van de ruimte en cadans in deze verstilde technobouwsels. Niet een plaat die ik nog vaak zal opzetten en meer een vorm van conceptuele kunst waar ik totaal geen moeite mee heb.
 
Chilly Gonzales mag een begenadigd pianist zijn maar hij is ook een provocateur die zichzelf eind jaren negentig bij aankomst in in de Duitse hoofdstad President van de Berlijnse Underground kroonde en eerder een van zijn meest poppy nummers ‘Making a Jew Cry’ noemde. In een bijgaande video legt Gonzales uit dat hij Consumed niet als klassieker kende, maar twintig jaar later achteloos voorbij hoorde komen en de muziek bijna als een bedreiging voelde die beantwoord moest worden. En ook al spreekt hij het niet uit ga ik ervan uit dat hij weet dat hij heiligschennis pleegt, een elegante vorm van vandalisme. Ergens deed het me denken aan L.H.O.O.Q. waar Marcel Duchamps een snor op de Mona Lisa tekent. Maar dan omgekeerd, alsof iemand de pisbak van Duchamps schildert in de stijl van Rembrandt. Want een piano in techno is niet zomaar een extra instrument. 
Voor Hawtin is het toelaten van een akoestisch instrument in zijn muziek tot nu toe ondenkbaar geweest. Dat hij zijn magnum opus vrijgeeft is een dappere beslissing, al was het omdat het de streng futuristische lading van de muziek vrijwel zeker zal ontkrachten. Een piano is immers niet alleen een instrument, het is in navolging van Barthes een mythologie, een symbool van bourgeois respectabiliteit. Zie alleen al het lot van Erik Satie wiens surrealistische streken uiteindelijk eindigden als achtergrondmuziek in talloze reclames of fijnzinnige Japanse films. Piano in de abstracte geluidswereld van Consumed is nooit een neutraal gebaar. Het is echter niet zonder precedent. Maxence Cyrin presenteerde in 2005 met Modern Rhapsodies een verzameling pianobewerkingen van danstracks waaronder magistraal melancholische bewerkingen van ‘Don’t You Want Me’ (Felix) en ‘Windowlicker’ (Aphex Twin). Al jaren is de pianist Francesco Tristano te horen op samenwerkingen met Derrick May, Carl Craig en Moritz Von Oswald (Auricle / Bio / On uit 2008 is een minimalistische voorloper van Consumed in Key waar nauwelijks aandacht aan werd besteed.) 

The sound of techno was both lush and brittle, gnomic and expansive, the lingo used for song titles and labels signalling its origins in crossed-wire transplantation: Shifted Phase, Waveform Transmission, Submerge, Clone, Ground Zero. 

Ian Penmans welhaast achteloze beschrijving van vroege Detroit techno roept herinneringen op van hoe machinaal en ruig de muziek in de beginjaren klonk. Signalen, elektriciteit, oversturing. Desondanks is er altijd ruimte geweest voor klassieke invloeden als de dramatische strijkersarrangementen van Mike Banks en de in eerste instantie mechanische piano, zoals te vinden op de sleuteltrack ‘Strings of Life’, door Derrick May zelf omschreven als “23rd century ballroom music”. De piano en drumcomputer zijn in die zin, akoestisch en elektrisch, een manifestatie van de mens-machinefilosofie die aan de basis van de muziek ligt. Maar zelfs daarachter ligt een laatste mythe, die van Motown, de onontkoombare standaard van Detroitmuziek, een bastion van elegantie, smaak en opwaartse mobiliteit gedreven door neoklassieke arrangementen. Detroit is een ruïne maar dient te herrijzen in een nieuwe vorm van de Good Life
 
Kortom, Consumed in Key past in een lange traditie van een muziek die inmiddels streng gecodificeerd is in verschillende smaakclusters die, wanneer je al dertig jaar naar de muziek luistert, niet meer kunnen verrassen. Elke controverse is al minstens een keer gepasseerd. Commercialisering, ongegeneerd stelen, problemen met rechten en royalty's, doorgeslagen purisme, race baiting, de ambivalente houding ten opzichte van drugs, het ontsluiten van een nieuw publiek buiten de clubs, de neoliberalisering van techno, streaming, draaien met vinyl, je kunt er allemaal een mening over hebben die veel, zo niet alles, zegt over je sociale identiteit/positie. Persoonlijk zal ik het gebruik van klassieke muziek in techno vrijwel altijd beschouwen als gebaar om een bepaalde status te bewerkstelligen die niet nodig is. En dit past bij allerlei ideeën en verwachtingen die ik heb over techno die totaal kunnen verschillen met andere technoliefhebbers. De museïficatie van techno is lang geleden ingezet en volgens een culture logica onvermijdelijk. Consumed in Key past vanzelfsprekend in dat proces van museïficatie omdat Consumed hier zelf de oorsprong van vormt. Dat was een oprechte stap richting het onbekende. Op het eerste gehoor lijkt de herinterpretatie een veilige inkapseling door de bourgeoissmaak waar men gelukkig nooit zeker van weet of je voor de gek wordt gehouden.

dinsdag 1 februari 2022

Twee toekomsten


Onlangs vroeg iemand of ik ooit iets over Burial had geschreven. "Wat een vreemd gemis eigenlijk," dacht ik. Misschien leek er na een overdaad aan superlatieven en hauntologische analyses al snel geen eer meer aan te behalen. Maar ergens diep in een bloedig sediment werden wat elektrische impulsen afgevuurd die mij door een desintergrerend digitaal archief stuurden en zowaar ‘Op zoek naar de verloren tijdloosheid’ vonden een recensie van het inmiddels klassieke album Untrue (2007). Een terzijde viel bij herlezing op: “de manier waarop ‘Shell of Light’ uit elkaar valt kan Burial nog jaren op verder borduren.” Achteloos werd hier Burials oeuvre van de komende vijftien jaar aangekondigd. Want over een reeks van 12-inches is de muziek van Burial onderhevig aan een proces van entropie, waarbij het onlangs verschenen Antidawn (EP, minialbum of toch volwaardig album?) een verdere destillatie van zijn geluid presenteert. Beats waren al lang aan een terugtocht begonnen en zijn nu definitief verdwenen. Wat overblijft zijn vijf tracks die vooral op de eerste kant bijna willekeurig lijken te zijn ingekaderd. De geluidswereld is overduidelijk die van Burial, opgebouwd uit stoffig getik, ratelende kettingen, allerhande kliks en stemmen. Fluisterstemmen of fragmenten van zang die vrijwel meteen weer verdwijnen voordat zelfs zoiets als een suggestie van een liedje kan ontstaan, al was het door herhaling. Alles is nu sfeer, een soort verticale blues voor de 21ste eeuw. Zoals Don DeLillo met The Silence plot achterwege liet (want wat valt er nog te verhalen?) lijkt Burial hetzelfde te doen voor wat ooit dansmuziek was. Wat valt er nog te dansen, te vieren? 

Pure pandemiemuziek derhalve? Antidawn ademt stilstand uit, de trage apocalyps waar niemand grip op krijgt en toch in door blijft leven. Vandaar nog steeds de stemmen die verlangen, hoe verlopen en ontdaan van energie ze ook klinken. Een richtingloosheid die helemaal seizoen 2020 – 2022 is. Maar eveneens, zoals de titel al aangeeft, een muziek voor een ander nachtleven, zonder clubs. De nacht als schaduwutopie, de lege stad waar de vampieren opgelucht wandelen en dronken rondfietsen, het gevoel van de oude stad dat door de aderen vloeit nu verveelde toeristen slapen en de neoliberale machine noodgedwongen rust. Een stad van vervliegende geluiden, een lach, zoemende scooters, bevroren rokers, een mooi gezicht dat door neon beweegt. Ukiyo.

Toevalligerwijze kwam op dezelfde dag als Antidawn een dubbelverzamelaar uit met zestien remixes die Andrew Weatherall gedurende drie decennia voor het Heavenly label maakte. Het is totaal het tegenovergestelde van Burials terugtrekking, geen duisternis te bekennen, een continu beschermen van de ravevlam. Altijd dansbaar maar gedreven door een hele eigenzinnige groove. Weatherall is continu op zoek, gebruikt de remix om ongehaast te experimenteren en zo zijn eigen totaalgeluid te creëren, dat nooit house is, nooit rock, nooit dub, nooit disco en dus alles kan zijn. Reden ook, vermoed ik, dat zijn tracks zelden door de conventionele genre-dj werden gedraaid en waarom Weatherall op zijn beurt als dj uniek klonk. Hoe dan ook, zelfs diep in de jaren ‘10 klinkt de muziek hier positief als uit een parallelle vertakking, een toekomst die achter en naast ons ligt en niet valt te herstarten. Burial is realisme, een product van de laatkapitalistische ruïne die onstopbaar uitdijt, van de leefomgeving tot in de haarvaten van je brein, totdat een verzameling verdwaasde individuen overblijft op een stervende planeet. Weatherall is als een droomflard, de realisatie dat een andere wereld ooit mogelijk was.