Mastodon designing futures where nothing will occur

donderdag 25 februari 2016

De verjaardag van Patrick Bateman

For example, would he be using social media—as a troll using fake avatars? Would he have a Twitter account bragging about his accomplishments? Would he be using Instagram, showcasing his wealth, his abs, his potential victims? Possibly. There was the possibility to hide during Patrick's '80s reign that there simply isn't now; we live in a fully exhibitionistic culture. Because he wasn't a character to me as much as an emblem, an idea, I would probably approach him the same way now and address his greatest fear: Would anyone be paying any attention to him?

Bret Easton Ellis schreef voor Town & Country een intrigerend stuk over 25 jaar American Psycho. Een mooie combinatie van melancholische autobiografie, herinneringen aan het Oude New York en speculatie over de houdbaarheid van de figuur Patrick Bateman. Zo lijkt het erop dat de roman toch eindelijk geaccepteerd is door een cultuur die bij verschijning in 1991 bevangen werd door massahysterie. Zelf werd ik daar destijds ook door geïntimideerd maar toen ik niet veel later op een Ellis-trip zat, verwonderde me het na al een paar pagina’s hoe ongemeen grappig American Psycho is (hoe verkeerd het werd gelezen—destijds, nu zelden meer—als het al werd gelezen.)

Bateman en zijn kornuiten leken mij toen een uitstervend ras en dat bleek een grote vergissing. Ellis schets helder hoe dit spookfiguur moeiteloos de afgelopen 25 jaar had mee kunnen komen (en ja, menig maal vraag ik me af welke kledingstukken hij nu zou dragen. Is hij blijven hangen in zijn jaren tachtig uniform? Of kan hij eindeloos oreren over obscure Japanse merken? Luistert hij nog steeds naar Huey Lewis & the News of is hij overgestapt op Hootie and the Blowfish?) En inmiddels kijkt men niet meer op wanneer bankiers of politici worden gekarakteriseerd als een soort gekanaliseerde psychopaten, neoliberale Eichmanns die alleen kunnen slagen vanwege een gebrek aan empathie, schuld of angst. Ik heb inmiddels wel behoefte aan een ander embleem, maar vreemd genoeg lijkt Ellis onwillekeurig de laatste romanfiguur te hebben gecreëerd die echt memorabel is. Ironisch, een geest, anders een fantast, samengesteld uit verwijzingen zonder uitgesproken persoonlijkheid en toch onvergetelijk.

zondag 21 februari 2016

Piketpaal 12: Heavy Mental

Hiphop in de jaren negentig is ondenkbaar zonder Wu-Tang Clan. Na hun debuut Enter the Wu-Tang (36 Chambers) begonnen individuele leden aan een serie soloalbums die meestal superieur zijn aan het collectieve werk (relatief, want er wordt steeds samengewerkt en producer RZA verzorgt meestal de muziek.) Killah Priest was een soort vliegende keep van de Wu-Tang Clan die ook lid was van Sunz of Man en gelegenheidsformatie Gravediggaz. In 1998 verscheen zijn solodebuut Heavy Mental met een soort Wu stempel van goedkeuring op de hoes. Het album is zelfverzekerd, zowel muzikaal als tekstueel. Killah Priest is een ware afrofuturist die sciencefiction combineert met esoterie, post-Roswell paranoia en een flinke dosis Bijbelkennis die riekt naar apocriefe en gnostische geschriften.

Over innovatie van hiphop hoeven we ons, ondanks een overdaad aan yo/ho/fo/sho rijmelarij, voorlopig geen zorgen te maken maar het titelnummer dat Killah Priest zelf produceerde vormt nog steeds de verste buitenpost van het genre. Je zou ‘Heavy Mental’ kunnen omschrijven als ambient rap. In tegenstelling tot de conventie van hiphop valt er geen beat te horen. Killah Priest gebruikt de puls van een didgeridoo om de cadans van zijn stem te leiden. Op deze manier creëert hij een spanningsboog die op twee manieren wordt aangetrokken. Allereerst de John Carpenter synthesizergeluiden die op [2:31] opkomen en op subtiele wijze de woorden over zijn astrale transformatie accentueren en ten tweede de spaarzame momenten dat de koortsachtige flow wordt gebroken met kosmische opschepperij als “I’m in star mode!” en “I’ve been on Mars!”

Na Heavy Mental is Killah Priest een tijd zoekende geweest maar met het vorige jaar verschenen (en ondergewaardeerde) Planet of the Gods bewees hij helemaal terug te zijn, nog steeds erudiet en muzikaal altijd twee stappen voor op de concurrentie.


Bonus. Laten we niet de manier vergeten waarop Killah Priest een jaar later als een van de afrofuturistische soundtracks klinkt tijdens de drie sublieme autoritten in Ghost Dog van Jim Jarmusch.

 

dinsdag 16 februari 2016

Slechte persing


Het bestaan van de televisieserie Vinyl (HBO) is alleen al gerechtvaardigd omdat het deze messcherpe kritiek van Richard Hell heeft opgeleverd. Nu ging ik de serie toch al niet kijken, Scorsese zit al jaren vast in bombastische filmerij (als je toch een goede film van zijn hand over het Oude New York wilt zien: Bringing Out the Dead.) Iedereen die een beetje van popmuziek en film houdt weet dat ze lastig samengaan en er is geen reden om aan te nemen dat een televisieserie dit beter kan (ja er zijn uitzonderingen die op subtiele wijze aan talloze valkkuilen weten te ontsnappen, te weten: Saturday Night Fever, 24 Hour Party People, Gainsbourg, Control en, ondanks enkele problemen,Velvet Goldmine.) Het is op een of andere manier onmogelijk om de aankleding geloofwaardig te krijgen. Geënsceneerde optredens zijn altijd nep en het publiek bestaat steevast uit propere modellen die altijd in spiksplinternieuwe kleding rondlopen. Je voelt de airconditioning door de net geknipte haren waaien terwijl een rockconcert/club/discotheek de volgende associaties moet oproepen: slap bier dat aan de vloer plakt, zweet, urine en een uitgebalanceerd rookmengsel van nicotine en droogijs.

Maar dat is verder niet zo boeiend. Wat Vinyl wel interessant maakt is dat het een symptoom vormt van twee trends die net als Graaf Dracula niet willen sterven. Allereerst het idee dat de zakenkant van popmuziek interessant is voor een publiek voorbij accountants, marketingmedewerkers en artiesten die op het punt staan een nieuw contract te tekenen. Wie heeft als muziekliefhebber gedachten gespendeerd aan de zakenkant van muziek waarvan hij geniet? Zelfs wanneer artiesten worstelen met hun platenmaatschappij/manager hoor ik alleen de wijze woorden van Sean Bateman: “Rock ’n roll. Deal with it.” In de huidige popjournalistiek is, met name dankzij streaming en de eeuwige perikelen rond piraterij, een idee ontstaan dat de geldkant van popmuziek reuze interessant is. Is het niet, behalve dat ook popjournalistiek blijkbaar is meegezogen in het neoliberale discours dat cultuur alleen in geld is uit te drukken.

En dan blijft natuurlijk nog over: retroklotemania. Zelfs al werd Vinyl bezeten door de geest van Taxi Driver dan zou het nog steeds een pathetisch uitwringen zijn van het verleden dat iedereen inmiddels toch wel moet kunnen opdreunen als de tafel van 3. En het vervelende van retromania is dat het aan de oppervlakte blijft, nooit met nieuwe inzichten komt of heilige huisje afbrandt en vervolgens zout over de resten strooit. Ben je geïnteresseerd in die scene uit de jaren zeventig? Lees een boek. Just Kids van Patti Smith, Psychotic Reaction & Carburetor Dung en Main Lines, Blood Feasts, and Bad Taste van Lester Bangs, The Dark Stuff van Nick Kent. Players en Underworld van Don DeLillo als het New York van die tijd je fascineert, of zijn Great Jones Street dat de stad en rock combineert. Het verleden dat je fantaseert is oneindig veel interessanter dan een duffe televisieserie.

woensdag 10 februari 2016

De nieuwe kunstenaar

Martin Shkreli is uitgegroeid tot een van de meeste gehate mensen op het internet. Hij maakte naam als directeur van het hedge fund MSMB Capital Management en een aantal farmaceutische bedrijven waaronder Turing. Met dit laatste bedrijf bemachtigde Shkreli de licenties voor het geneesmiddel Daraprim waarvan de prijs per tablet op onverantwoordelijke wijze werd verhoogd. Eind 2015 werd hij tot tevredenheid van miljoenen wegens fraude gearresteerd door de FBI.

Toen volgde een onverwachte stap. Shkreli kocht voor twee miljoen dollar het Wu-Tang Clan album Once Upon a Time in Shaolin, uitgebracht in oplage van een exemplaar. Op zichzelf, zoals iedereen met een beetje historische kennis weet, een onorigineel project. Jean-Michel Jarre deed het in 1983 immers met Musique pour Supermarché al en dit zijn esthetische gebaren die maar een keer gedaan hoeven te worden. De aanschaf van het Wu-album vormt daarentegen een perfect gebaar, alsof het er voor bedoeld is en van te voren afspraken zijn gemaakt als in het theater van worstelwedstrijden. Shkreli ging echter stug verder, weigerde voor een commissie van het Amerikaanse Congres antwoorden te geven en begon met filmpjes Wu-Tang Clanlid Ghostface Killah uit te dagen. Waarop deze weer antwoord gaf, wat te langdradig was en bovendien meegaat in de trollactie van Shkreli die zichtbaar ongevoelig is voor sentiment en de oubollige code van de Straat.

Opeens was het zo helder. Shkreli is bezig om trollen om te vormen tot performance art. En dat is een gedachte die zowel enthousiasmeert als angst inboezemt. Hier is iemand die daadwerkelijk de uitdaging aangaat van de mediacultuur in de 21ste eeuw, een kolkende massa van beelden, verwijzingen, clickbait, voorgeprogrammeerde sentimenten en woedende participatie. De hele controverse zou door Harmony Korine 20 jaar geleden kunnen zijn verzonnen, een scenario voor in zijn bizarre boek A Crack Up at the Race Riots (1998). Alleen hadden we destijds gedacht: “beetje vergezocht Korine.” Ziehier ook het groeiende probleem voor schrijvers: mediapersonages gaan zich steeds vaker vreemder gedragen dan geloofwaardige fictieve personages. Shkreli’s “geef me je haat” houding is buitengewoon en overtreedt allerlei sociale conventies, met name een groot aantal conventies van de Amerikaanse spijtcultuur die helaas te ver zijn doorgedrongen in Europa.

En hij is niet alleen. Lady Gaga had het juiste vermoeden dat performance art van belang kon zijn in de 21ste eeuw maar maakte de fatale fout door terug te kijken in een samenwerking met Marina Abramović. Dat is de oude performance art van het museum. Maar kunst heeft het museum niet meer nodig. Ik kan met een bulldozer de muren van het Stedelijk Museum platwalsen in de naam van de kunst en iedereen lacht me toe. Hoogstens wordt er even een voorspelbare discussie op een of ander praatprogramma gehouden “of dit nou wel kunst is?” Maar ik zou dan nog steeds conventionele kunst met retro-invloeden maken.

Shkreli opereert in een nieuwe arena. Zijn ware concurrenten zijn vanzelfsprekend het levend kunstwerk Kim Kardashian en haar man Kanye West (middelmatige rapper wiens tweets, lange preken tijdens concerten en aanvallen op paparazzi zijn echte werk vormen.) Al zijn zij gearriveerd, voorspelbaar als een ritueel en uiteindelijk te veilig. Nee, de grote tegenhanger van Shkreli is Donald Trump, doorbreker van conventies, improvisator en mogelijk kandidaat voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Trump is een en al performance, schept hier ook nog eens over op. Wanneer Trump even serieus over een onderwerp wordt ondervraagd heeft hij werkelijk geen idee waar het in de politiek over gaat. En dit is natuurlijk de minder aantrekkelijke kant van het Trollisme: kunstenaars die politiek bedrijven hebben het buitengewoon slecht gedaan in de geschiedenis. Trump zal hier geen uitzondering op vormen. Hoogstwaarschijnlijk zijn er te weinig boze blanke mannen om hem tot president te verkiezen maar het precedent is geschapen, een model dat geperfectioneerd kan worden. Conventionele politiek geobsedeerd door neoliberalisme en veiligheid biedt geen enkel aantrekkelijk alternatief waardoor de politieke troll, altijd een meester van de media, alleen maar meer kansen zal krijgen.

Iedereen al tevreden over de hervonden toekomst?

donderdag 4 februari 2016

"I actually discovered Nurse With Wound in Smash Hits."

The Quietus heeft een onverwacht leuk interview met JD Twitch van Optimo naar aanleiding van zijn nieuwe mixcd. Niet zozeer onverwacht omdat JD Twitch niet leuk is, maar omdat ik dacht dat het om een kort verkooppraatje zou gaan en het gesprek al snel allerlei interessante onderwerpen aankaart, waaronder minirevivals, retromania en oude muziek als nieuwe horen. Maar vooral het begin is de moeite waard omdat het een mooi beeld geeft van de Britse muziekpers aan het eind jaren zeventig/begin jaren tachtig dat mooi aansluit bij wat ik schrijf in de introductie van het binnenkort te verschijnen Kritische massa over de manier waarop het lezen en schrijven over popmuziek is veranderd (daarna bied ik natuurlijk op vriendelijke wijze een oplossing.)



Zelf heb ik Sounds nooit gelezen maar ik herken wel Twitchs manie van wachten op een nieuw nummer en dat dan compleet uitspellen (ik las de NME in bibliotheek en het was zeer ergelijk als iemand het nieuwe nummer eerder te pakken had.) Dit vond ik ook zeer opvallend:

I would read about all these disco imports that I wouldn't hear until about two decades later.
In die zin leven we nu in een muziekutopie waar ik nummers en obscure remixes kan beluisteren die ik lange tijd geleden een keer op de radio gehoord of waar je inderdaad over had gelezen om daarna in de mist van de geschiedenis te verdwijnen (tot 2000 was Arthur Russell bijvoorbeeld een complete mythe.) Ik vind het ook steeds moeilijker te achterhalen hoe we destijds met beperkte middelen aan informatie kwamen, maar het was een mengsel van radio, televisie, tijdschriften, de OOR Popencyclopedie en eindeloze gesprekken met vrienden, een soort vergelijken van kennis waarmee je persoonlijke kijk op muziek stukje bij beetje werd opgebouwd. Dat blijft nog steeds een van de raarste ontdekkingen van internet: hoeveel obssesieve eenlingen er meer waren dan je destijds dacht. Met smaak ook.

 

woensdag 3 februari 2016

Hier komen de jaren negentig (in de mannenmode)

Na Versace's 90s retrofuturisme maakt Patrik Ervell het officieel: de jaren negentig esthetiek is rijp om geplunderd te worden. Wat moet je daar van vinden? In eerste instantie is het lichtelijk teleurstellend, want weer een terugblik. Aan de andere kant is het onvermijdelijk en moet het hele proces gewoon worden uitgezeten, met de hoop dat men er iets van leert en (ik zeg dit tegen beter weten in) in een slingerbeweging een echt futurisme wordt gelanceerd. En Ervell doet in ieder geval zijn best met de creatie van een denkbeeldig softwarebedrijf Idegen. Dat heeft toch wel een Cronenbergachtige charme. En ja, de digitale horizon keert dan ook meteen terug...