Even uit de losse pols. Mark Fisher is te jong overleden, al moet ik eerlijk bekennen dat het nieuws mij uiteindelijk niet echt verraste. Zijn schrijven was, ondanks de intensiteit en energie, vrijwel altijd omgeven van een bepaalde zwaarmoedigheid. Niet zozeer pessimisme als existentiële onzekerheid. Ik las zijn K-punk blog vrijwel vanaf het begin en dat was zeker de eerste jaren een spannende bezigheid. Wanneer K-punk over muziek schreef, zeker wanneer hij artiesten als eerste analyseerde (Junior Boys, Burial) was hij een soort heksenketel van ideeën, slimme observaties en kleine grapjes (Springsteen omschrijven als Reich 'n roll.) Dit stuk over Joy Division was bijvoorbeeld buitengewoon goed (ook de enige keer dat ik contact met hem had, omdat hij nieuwsgierig was waarom ik zo enthousiast was.)
Maar het was duidelijk dat Fisher een persoonlijke schaduwzijde had, die op ongemakkelijke wijze -dit was voor social media- zichtbaar werd in zijn teksten, fases waarin hij als bezeten door een religieus visioen aan een nieuwe ethiek bouwde die onmogelijk te volgen was (al helemaal in de praktijk.) Na verloop van tijd keerde de luciditeit terug en kon hij plotseling weer enthousiasmeren over een nieuw album of een bijtende kritiek over de geestdodende bureaucratie van het Thatcher-Blair continuüm schrijven. Ik denk dat hij lange tijd, een van de leidende schrijvers was in wat we de blogosphere noemde. Hij was zonder twijfel geen allemansvriend, maar zelfs als je het niet met hem eens was, kon K-punk inspireren, dwong hij je om je eigen argumenten scherper te verwoorden.
Zijn overlijden voelt als een afsluiting van een tijdperk, niet alleen van de vruchtbare blogperiode, maar ook van de theoretische jaren negentig. Fisher was immers onderdeel van het Cybernetic Culture Research Unit aan Warwick University dat in een korte periode de bakens wist uit te zetten over allerlei implicaties van de digitale cultuur. Sadie Plant is missing in action, Kodwo Eshun actief in de kunstwereld, Nick Land is overgestapt naar de dark side en Mark Fisher is niet meer.
Een persoonlijk portret geschreven door Simon Reynolds is hier te vinden. David Stubbs schreef een mooi in memoriam.
zondag 15 januari 2017
maandag 9 januari 2017
Zygmunt Bauman (1925 - 2017)
De Poolse socioloog Zygmunt Bauman is op 91-jarige leeftijd overleden. Halverwege mijn studie raadde een van mijn professoren aan om Intimations of Postmodernity aan, een boek dat grote invloed zou hebben op mijn denkbeelden. Bauman was geen droge systeembouwer maar een speelse theoreticus die open stond voor veel denkers en deze in goed leesbare essays wist in te zetten om postmoderniteit vanuit verschillende invalshoeken te verklaren. En de meeste van die analyses zijn nog steeds actueel. Met Bauman verliezen we een echte intellectueel, tot op het laatst nieuwsgierig, een kalme denker tussen het gebazel van opiniemakers en geflipte ideologen.
Veel van Baumans ideeën besprak ik ooit in een overzichtsartikel voor Metropolis M uit 2006. Braaf gearchiveerd, dus dit is op een paar aanpassingen en vertaalde citaten na de versie die gepubliceerd is (met, zoals altijd, prachtige illustraties):
Vloeibaar samenleven in duistere tijden: de sociologie van Zygmunt Bauman
Een constante afweging tussen vrijheid en zekerheid. Dat is volgens de socioloog Zygmunt Bauman (geboren 1925, te Poznan) een van de belangrijkste kenmerken van het leven in de moderniteit van de 21ste eeuw. Bestaat dat dan nog, moderniteit? Menig socioloog heeft getracht een alternatieve benaming te geven voor die nieuwe sociale constellatie: tweede moderniteit, hypermoderniteit, late moderniteit, hoge moderniteit of zoals Bauman het in zijn zogenaamde liquid trilogie van toegankelijke maatschappijduiding noemt: vloeibare moderniteit. Met die drie boeken, Liquid Modernity (2000), Liquid Love (2003) en Liquid Life (2005) is Bauman bij een breder publiek zichtbaar geworden. Na het overlijden van Pierre Bourdieu, met Anthony Giddens verdacht als theoretische lakei van het project Tony Blair en Jean Baudrillard op zoek naar een vervolmaking van zijn nihilistische pensée radicale is Bauman de socioloog geworden die een brug slaat tussen de academische sociologie en het publiek debat. Zijn belangrijkste bijdragen aan het vak sociologie zijn afgerond, hij lijkt andere lezers te zoeken waarvoor zijn stijl en presentatie (korte, veelzijdige maar informatierijke boeken die door hun prachtige vormgeving niet misstaan op menig koffietafel) zich perfect lenen. Bauman heeft als geen ander de gave om zijn theoretische eruditie te vertalen naar de vragen die ons allen bezighouden, weet alledaagse dingen als kantoorparken, SUVs, internetdating, de GSM, de relatie kind-werk helder te duiden binnen grotere maatsschappelijke verbanden en trends. Hij weet op treffende wijze het existentiële onbehagen van de 21ste eeuw kenbaar te maken en heeft daar geen terrorisme voor nodig.
Uiteindelijk hoeft het niet te verwonderen dat een van de scherpste denkers over de aard van de moderniteit een eeuwige buitenstaander is, die als jonge man bijkans werd verpletterd door wat hij later zou omschrijven als de twee meest succesvolle uitingen van diezelfde moderniteit. Het ene, het Sovjet communisme was uiteindelijk ontvankelijker voor een joodse inwoner van de Poolse stad Poznan dan het andere, het oprukkende fascisme. Hij werd in 1968 tijdens een hernieuwde golf van antisemitisme Polen uitgejaagd, kon niet aarden in het hypernationalisme van Israël en leeft sindsdien in Engeland als sociologieprofessor aan de universiteit van Leeds. Maakt die status van buitenstaander Bauman tot de ultieme socioloog? Sociologen worden vaak gekenmerkt door een gevoel van onbehagen over het behoren toe, bezitten een sceptische houding ten opzichte van groepsprocessen.
Bauman zal nooit een systeembouwer zijn. Het vangen van de sociale realiteit in een overkoepelend idee benauwt hem. Dat bevat zoals hij heeft bewezen in Modernity and the Holocaust (1989) een gevaar met een historisch precedent. Moderniteit wordt hier gepresenteerd als een universeel project van rationalisering en bureaucratisering dat zich tot taak stelde om verschil tussen mensen te doen opheffen. Helaas veroorzaakte het ook een morele erosie die samen met een technologische cultuur de vernietigingskampen mogelijk maakte. Ondanks kritiek op die interpretatie is het sindsdien onmogelijk om probleemloos over moderniteit te spreken, maakt het Verlichtingsfundamentalisten per definitie verdacht.
In diezelfde periode signaleert Bauman een cruciale verandering in de rol van de intellectueel. Moderniteit was bovenal een perceptie van de wereld, een culturele ideologie die pretendeerde universele antwoorden te kunnen formuleren over waarheid, rechtvaardigheid en schoonheid. De intellectueel als drager van die waarden is over de jaren zijn macht kwijtgeraakt. De wereld wil zich niet vormen naar zijn modellen. De moderne staat kreeg meer behoefte aan een gedegradeerde intellectueel, experts om het sociale systeem draaiende te houden met technieken als surveillance, medicalisering en psychiatrisering. Het alternatief voor de intellectueel is een rol als interpretator. Nu moderniteit verdacht is, altijd in staat om weer tot massavernietiging over te gaan, de rol van de intellectueel als vazal van de moderne natiestaat lijkt uitgespeeld, is het tijd voor Bauman om de logische stap te maken en de interpretatieve intellectueel, en daarmee zichzelf, te plaatsen in een nieuw tijdperk van postmoderniteit.
Die stap blijkt bijzonder succesvol. Bauman is de socioloog van de jaren negentig. Er ligt een verzameling poststructuralistische theorie te wachten om “vertaald” te worden naar een sociologie die moeite heeft met het ontsnappen aan de eigen wortels in de moderniteit.. Die vertalende rol neemt Bauman glansrijk op zich in boeken als Intimations of Postmodernity (1992) en Life in Fragments (1995). Bauman heeft het moderne sociologische canon in de vingers maar onder invloed van schaduwsociologen als Jean Baudrillard, Michel Foucault of Roland Barthes praktiseert hij steeds meer een literaire sociologie. Zijn boeken worden verzamelingen van essays met verschillende thema’s die vaak, maar niet verplicht, op subtiele wijze met elkaar verbonden worden.
Eén concept neemt al snel een centrale positie in: consumptie. Met name non-marxistische sociologen hebben altijd een zekere afkeer gekend van economisch reductionisme. Juist voor hen kan consumptie een interessant concept zijn omdat het door de economische wetenschap, waar het moet plaatsvinden als logische uitkomst van het productieproces, het maakt niet uit hoe, lange tijd is veronachtzaamd. Bauman voelt aan dat die hoe vraag juist een steeds belangrijkere rol speelt. In het interview aan het einde van Intimations of Postmodernity omschrijft hij het helder:
Consumerism stands for production, distribution, desiring, obtaining and using, of symbolic goods. Symbolic goods: that is very important. Consumption is not just a matter of satisfying material greed, of filling your stomach. It is a question of manipulating symbols for all sorts of purposes. On the level of the life-world, it is for the purpose of constructing identity, constructing the self, and constructing relations with others. On the level of society, it is in order to sustain the continuing existence of institutions, of groups, of structures and things like that.
Hoe zijn ideeën ook verder zullen evolueren, dit zal tot op de dag van vandaag de kern van zijn analyse blijven. Postmoderniteit is voor Bauman een nieuwe sociale toestand die duidelijk verschillende kenmerken bezit in vergelijking met de moderniteit. Het mist in ieder geval het beeld van de geschiedenis als een beweging met een richting en deze richtingloosheid wordt aangevuld met eigenschappen die voor het moderne denken onwenselijke onzekerheid symboliseren: geïnstitutionaliseerd pluralisme, verscheidenheid, toeval en ambivalentie.
Zoals eerder gesteld heeft dat op verschillende analytische niveaus belangrijke gevolgen, waarvan die van het individu en zijn of haar directe omgeving volgens Bauman de meest positieve mogelijkheden in zich draagt. De leefomgeving wordt een onvoorspelbaar, complex systeem waarin de afhankelijkheid tussen individuen laag blijft. Er is een hoge graad van autonomie om zelf de zin en de doelen van het leven te stellen wat resulteert in een “existentiële modaliteit” die zich laat karakteriseren door termen als onbepaaldheid, onbeslistheid, spontaniteit, ontworteling. Dit soort termen zijn typerend voor Bauman, die steevast weigert om op directe wijze te moraliseren. Woorden die beginnen met on- zijn vanuit een modern perspectief geladen met negatieve betekenissen en Bauman verwoordt hiermee subtiel zijn zorgen over maatschappelijke tendensen die vervolgens toch worden gerelateerd aan een context van mogelijkheden. Zo ontstaat iets als een overweldigende taak van vrijheid. Die vrijheid raast door het individu heen. Identiteit wordt een constructie, een levensproject zonder doel, een constante beweging van opbouw en afbraak. De enige continuïteit van dit proces is te vinden in de drager van identiteit: het lichaam (mooi omschreven als opnemer van indrukken en producent van publiek “leesbare” zelfdefinities.)
Een onvoorzichtige lezing van Bauman zou tot de conclusie kunnen leiden dat we hier met een neo-liberalistische Goed Nieuws show te maken hebben. Toch is hij vanaf de basis niet blind voor de problemen die het primaat van consumentisme kan veroorzaken. De toegang tot tekens voor zelfconstructie verschillen immers per individu en zijn voor het grootste deel afhankelijk van een zekere financiële armslag. In Liquid Life is die problematiek van falende consumenten opeens veel grimmiger verwoord. Met vooruitziende blik schrijft hij over de potentiële slachtoffers van de door de inmiddels beruchte Franse minister van Binnenlandse zaken Nicolas Sarkozy ingestelde ‘uitwijzingsquota’:
They are truly and fully useless – redundant, supernumerary leftovers of a society reconstituting itself as a society of consumers; they have nothing to offer, either now or in the foreseeable future, to the consumer-orientated economy; they won’t add to the pool of consumer wonders, they won’t lead ‘the country out of depression’, reaching for credit cards they don’t have and emptying saving accounts they don’t possess – and so the ‘community’ would be so much better off were they to disappear…
Het is een citaat dat representatief is voor de pessimistischere toon in Baumans recente werk. Plotseling is daarin de term postmodern verdwenen zonder dat er een echte aanleiding voor is aan te wijzen, de continuïteit met Baumans werk uit de jaren negentig is daarvoor veel te groot. Vloeibare moderniteit is eigenlijk niets meer dan een synoniem voor postmoderniteit. Waarom die manoeuvre? Een aspect zal distinctiedrang zijn, er is onnoemlijk veel geschreven over postmodernisme terwijl er nog relatief weinig eer aan te behalen is, het is een geaccepteerd fenomeen dat vervolgens positief maar over het algemeen negatief gewaardeerd kan worden. De discussies over postmodernisme zijn altijd doordrongen geweest van de vraag: “en hoe nu verder?” Vloeibare moderniteit is een manier om voorbij de slopersmentaliteit van postmodernisme te denken.
Wat is een vloeibaar leven? Het is een leven in een maatschappij waar vrijwel alles in beweging is en weigert consistent te worden (in de zin van de structuren die de oude versie van moderniteit pretendeerde neer te zetten.) In Liquid Love omschrijft Bauman hoe die beweging niet alleen ons denken over liefde en seksualiteit veranderd maar menselijke relaties in het algemeen (de omgang met je buren, vreemdelingen.) In het verlengde van het vrije leven door middel van consumptiekeuzes zoekt men steeds vaker uitstel van vastigheid op het gebied van liefdesrelaties. Opties moeten open gehouden worden, er heerst een angst voor definitieve binding (er is waarschijnlijk altijd een betere relatie te vinden, bovendien is een relatie die niet werkt een mogelijke blokkade voor verdere zelfontplooiing.) Men spreekt volgens Bauman eigenlijk liever over netwerken in plaats van partners. In een netwerk van “virtuele relaties” is het makkelijker om tijdelijke connecties te maken en pauzes te nemen. Het is een heldere manier van met elkaar omgaan, waar het afbreken van relaties zonder veel drama en emotionele investering plaatsvindt.
Vloeibaar leven is een consumerend leven. Ondanks zijn weigering om harde oordelen te vellen lijkt de mens in Liquid Love verdacht veel op een vampier die zijn liefdes consumeert en vervolgens achterlaat. Maar er sluipen problemen binnen. De herschepping van het individu door consumptie, voorheen toegejuicht als model voor sociale reproductie, nu geduid als een modernistisch project op individueel niveau, is een privilege. Het is duidelijk dat een levenspeil zoals de rijkste Westerse landen voorstaan onmogelijk op planetaire schaal is te implementeren. Er is sprake van een fundamentele ongelijkheid die een nieuw soort klassen produceert waaronder een mondiale elite van zelfreflexieve consumenten, zogenaamde culturele hybriden.
Hybride cultuur is extraterritoriaal, het schenkt een vrijheid om in beweging te zijn op mondiaal niveau, een gedistribueerd niemandsland waarin je nimmer echt thuishoort. Wie binnen is, hoe tijdelijk van aard dat lidmaatschap ook mag zijn, leeft in een prachtige wereld zonder geloofwaardige hiërarchie, waar autoriteiten geen enkele grip op het gebied van cultuur en ideeën kunnen krijgen, waar identiteit permanent onbepaald is. Hybride cultuur is extracultureel, eclectisch, onbevooroordeeld en voelt als echte vrijheid. Het is duidelijk dat deze klasse haar tegenhanger kent in al diegenen die beweging wordt ontzegd, die gevangen zitten in een opgelegde identiteit (fundamentalisme is hier niet meer dan een keuze om die opgelegde identiteit te waarborgen in het zicht van een globaliserende ideologie van vrije markt en individualisme.) Hier speelt Baumans nieuwe favoriete, negatieve metafoor en realistische zorg een belangrijke rol: afval. Afval is het product dat de vloeibare consumptiemaatschappij in overvloed schept en steeds moeilijker kwijtraakt, afval is waartoe je wordt gereduceerd als mislukt consument.
Kan kunst hier een rol van betekenis spelen? Dit is een favoriete manoeuvre van pessimistische sociale commentatoren. Bij Bauman lijkt daar in eerste instantie weinig ruimte voor. In het essay over cultuur in Liquid Life analyseert hij de relatie tussen de van oorsprong gerelateerde termen cultuur en management en hoe beide narratieven op gespannen voet leven omdat zij hetzelfde doel nastreven: het veranderen van menselijk gedrag. Het hoeft niet te verbazen dat de, door de artiest verachte, manager als agent van de markt, in plaats van de natiestaat, nieuwe criteria heeft ontwikkeld die zich laten leiden door consumptie (en de daarbij horende snelheid en circulatie die slecht werken in de culturele praktijk.) Met voorspelbare gevolgen: culturele producten dienen zichzelf te legitimeren in termen van marktwaarde. Beroemdheid, merk en het evenement zijn beter geschikt om de korte aandachtsspanne van de consument te bereiken. Vloeibare moderniteit is een cultuur van discontinuïteit en vergeetachtigheid. Die woorden zijn nog niet uitgesproken of Bauman gaat op zoek naar representatieve artiesten van de vloeibare moderniteit. Jacques Villeglé affiches lacéréés, de gelaagde collages van Manolo Valdes waarvan niet duidelijk is of ze nog afgemaakt moeten worden of al uit elkaar vallen en Hermann Braun-Vega’s schilderijen van onmogelijke ontmoetingen, reproduceren het vloeibaar moderne:
It is expressed over and over again – in the tendency to reduce the lifespan of products of the arts to a performance, a happening, at the most to the duration of a ‘from-to’ exhibition; in the preference for frail and friable, eminently degradable and perishable materials among the stuffs of which art objects are made; in the earth works unlikely to be visited by many or to survive for long given the caprices of the inclement climate; all in all – in incorporating the imminence of decay and disappearance into the material presence of artistic creation.Is herkenning genoeg? Natuurlijk niet maar Bauman is ook sluw genoeg om in te zien dat aan een uitgestippeld sociaal programma weinig eer valt te behalen. In navolging van een andere favoriet kunstwerk, Gediminas Urbonas vier arctische containers waarvan één, in plaats van kunstobjecten, leegte bevat waarop de bezoeker betekenissen kan projecteren, zoekt Bauman voorzichtig naar hoop in “duistere tijden”. Een centrale rol is in ieder geval gereserveerd voor de geërodeerde publieke ruimte als plek van dialoog, waar diversiteit (de motor van culturele verandering) opbloeit. En dat zou een nieuw soort publieke ruimte op planetair niveau moeten zijn, voor een politiek en verantwoordelijkheid op dezelfde schaal, aangezien de problemen zich ook op dat niveau afspelen. Formidabele hordes dienen zich in ieder geval aan, gezien de steeds groeiende complexiteit van de wereld, de angst die de publieke ruimte steeds meer overheerst en de onmiskenbare nadruk op korte termijn denken. Bauman hoopt op een oplossing die we ons nu nog niet kunnen voorstellen al kan je jezelf afvragen of in ons bewustzijn niet een fatale verstrengeling heeft plaatsgevonden, waarin we de wereld kunnen overzien maar nooit tot actie zullen overgaan totdat problemen de directe levenssfeer binnendringen.
Abonneren op:
Posts (Atom)