maandag 26 februari 2018
Mute: Weimar 2.0 binnen handbereik
Het grote probleem van de hedendaagse sciencefiction is nog steeds de dystopie. Het cliché, dat heel traag in het genre is geslopen en een verstikkende invloed is gebleken. De paranoia, de controlestaat, milieuvervuiling en hackers voelen inmiddels als een nieuw soort naturalisme. Dus hebben we nieuwe werelden nodig, dat wat sciencefiction altijd heeft gepresenteerd. Wat Mute, de nieuwe film van Duncan Jones, interessant maakt is dat het op subtiele wijze een uitweg biedt.
Daarvoor keert Jones terug naar het vasteland van Europa, wat direct een positie biedt tussen de twee grote polen van Amerikaans fascistoïde cyberpunk ter verering van de blanke man en Japans techno-animisme. Net als zijn vader vindt hij in Berlijn een ander soort stad, een nieuw futurisme. Dit Berlijn uit de toekomst voelt goed, bevindt zich in hetzelfde tijdspoor als de originele Blade Runner maar heeft zijn eigen sfeer.
Het is een omgeving die zich leent voor verhalen op straatniveau. Er is een hint van een internationaal conflict waar Amerikanen zich natuurlijk weer tegen aan hebben bemoeid maar dat lijkt op een afstand plaats te vinden. Verder is er geen politie te bekennen, spelen politici, hackers noch multinationals een rol in het verhaal. En is geen schietwapen te bekennen. De stad ziet er cyberpunk uit, maar alle clichés van het genre zijn afwezig. Dit Berlijn is een geloofwaardige toekomst, een mix van nieuw en oud (zoals er met credits en papiergeld kan worden betaald), licht decadent, vrij en leefbaar.
Hier ligt het belang en het potentieel van Mute dat verder moet worden uitgewerkt. Wat deze wereld nodig heeft, is een nieuw narratief dat breekt met de conventies van de film noir en wraakfilm. Jones lukt dat nog niet maar het hoeft geen onmogelijke taak te zijn als men durft te breken met de duffe conventies van het Amerikaanse scriptschrijven, “het goede verhaal”. Er is nog een stap nodig en die ligt ten oosten van Berlijn in de zoekende traagheid en vervreemding van Tarkovski en Żuławski. Weimar 2.0 bereikt men via films als Possession, Welt Am Draht, Stalker.
maandag 12 februari 2018
Wat is nu de echte Loveless?
“...if he had his way, MBV wouldn't even come out on vinyl at all, the CDs would sound a whole lot better too!”
Uit het 1991 NME interview met My Bloody Valentine
Eindelijk de tijd gevonden om de analoge remaster van Loveless rustig te beluisteren. De uitvoering van de remasters is echt prachtig, met luxueuze uitklaphoezen en zwaar vinyl, maar ik wil het nu puur hebben over het geluid. Dat is zoals te verwachten zeer mooi: uitgebalanceerd een kraakhelder, elk element waar de muziek uit is opgebouwd lijkt nu hoorbaar. De metafoor waar je niet aan ontkomt is van een renaissanceschilderij dat door de beste restaurator wordt hersteld en waardoor nieuwe kleuren en tinten tot leven komen.
De opvallendste veranderingen zijn wat mij betreft op het eerste gehoor:
– De bas. Kevin Shields is een meester van de mid-range en Loveless klonk daardoor nooit echt zwaar. Eigenlijk wordt nu duidelijk waarom: de bas is vaak afwezig, maar wanneer hij klinkt dan hoor je hem nu ook echt zonder het gevoel dat hij overdreven is opgevoerd.
– De intermezzo's. De geheime wapens van Loveless die wanneer ze bezig zijn vaak, als echte ambient, worden vergeten. Dat is nu lastiger want ze klinken dieper en helderder, momenten waarin je totaal verzinkt en omdat je nooit helemaal weet hoe lang ze duren, schrok ik dit keer ook echt toen ‘When You Sleep’ er in knalde.
– De ruimtelijkheid. Dit is een wat persoonlijke perceptie maar het lijkt alsof de manier waarop tracks de ruimte vullen verschilt. Het duidelijkst vond ik het verschil tussen ‘Sometimes’ dat de vorm van een muur heeft en ‘Blown a Wish’ dat meer horizontaal klinkt.
– Details. Veel onverwachte details, met name in de stemmen die voller klinken en langer lijken aan te houden. De Fairlightachtige panfluitmelodie in ‘Sometimes’ trilt opeens lichtjes. Er doemt tegen het einde van ‘To Here Knows When’ herhaaldelijk een mysterieuze brom op. De akoestische gitaar is meer aanwezig, je zou met die basis van de liedjes—ik moet mensen eigenlijk niet op het idee brengen—bijna uitvoeringen voor die Satanische Coffeehouse playlists kunnen maken.
– ‘Soon’. Het nummer dat, wat mij betreft, het meest wint door deze remaster. Het drumgeluid is afgetekend, de gitaarwaaier is beter dan ooit en alles lijkt naadloos in elkaar te passen (voorheen klonk het meer als een collage.) Het is nu echt onderdeel van het album.
Als een meer algemene opmerking die niet per se met de mastering te maken heeft, klinkt Loveless opgewekter dan ik gewend ben. Misschien ligt daar een opening naar een soort tweede leven van de plaat, want er huist ook een wat melancholische pessimist in mij die niet kan ontkomen aan het idee dat hier iets, een proces, wordt afgesloten. Alsof alle geheimen van Loveless in een keer hoorbaar zijn geworden. Ik vermoed dat ik daarom nog vaak genoeg zal grijpen naar de 1991 cd. Ik zou bijna zeggen dat die intiemer klinkt, maar dat is niet zo, het is een ander soort intimiteit. De intimiteit van de analog remaster is een van nabijheid, je kunt je bewustzijn bijna in de muziek steken en naar believen inzoomen op een detail. De intimiteit van de 1991-versie is een sublieme wolligheid die je vreemd genoeg zelden associeert met compact disc, maar wel erg van die tijd is. Kortom, wat is de echte Loveless: de helderste of de geleefde versie?
Over de Isn’t Anything remaster en de mysterieuze 2016 versie die een aantal van ons erbij kregen heb ik het weer andere keer.
Verder lezen:
Mijn remaster van de analyse van het gitaargeluid van ‘To Here Knows When’
En een artikel in Kindamuzik uit 2003 over Loveless en de invloed ervan op elektronische artiesten.
Abonneren op:
Posts (Atom)