Met de aankondiging dat er eindelijk een nieuwe Plastikman plaat aankomt -die preview klinkt heerlijk- is het een goed moment om weer eens in de oude doos te duiken. Een van twee kritieken die ik schreef voor De Subjectivisten. Pre-blackout dus alleen bewaard gebleven in Toekomstdagen 2002-2007.
closer:
existentialistische acid
“Dit universum, dat voortaan zonder meester is, lijkt hem noch steriel nog zinloos. Elk splintertje van die steen, elke mineraal van die donkere berg, vormt op zichzelf een wereld. De strijd om boven te komen, is op zichzelf voldoende om het hart van een mens te vervullen. We moeten ons Sisyphus als gelukkig voorstellen.”
Albert Camus – De Mythe Van
Sisyphus
De hoes: een oog tegen een zwarte
achtergrond. Of wel een uitdovende zon, de bron van leven, die zijn laatste
vlammen de oneindigheid in stuurt. Optioneel: de titel als referentie aan Joy
Division. Voordat je een bliepje hebt gehoord van het vierde officiële
Plastikman album weet je dat dit geen feestmuziek wordt. Nu heeft Richie Hawtin
door de jaren heen steeds strenger een scheiding aangebracht tussen de muziek
die hij draait als DJ (gericht op complete extase) en reserveert voor albums
die strak geconceptualiseerd zijn, een vorm van contemplatieve techno zo je
wilt. Kaal, Spartaans maar niet zonder menselijke schaduwen.
Closer is
op het moment vooral onderwerp van discussie omdat Hawtin zijn stem laat horen.
Zingen kan je het nauwelijks noemen wat die zware, droevige robotstem laat
horen. Het zingen op zich is niet belangrijk maar juist dat de woorden
plotseling het abstractieniveau van Hawtins vorige albums enigszins laat ademen
en diezelfde albums in een nieuw licht plaatst. De stem twijfelt, is gevangen
in een hoofd, is geobsedeerd door zijn relatie met gedachten, de richting van
denken, de ruimte van het bewustzijn, de aard van subjectiviteit. Ik kan de
muziek niet anders noemen dan existentialistische acid. Een muziek voor een
goddeloos universum, pessimistisch, onbehagelijk, waar het grote niets altijd
op de loer ligt, waar de gedachten afsterven, waar vervreemding in de relaties
met anderen heerst.
Met het benoemen
worden de vorige Plastikman albums ook plotseling een eenheid. Dit
existentialisme blijkt altijd aanwezig te zijn geweest. De
sciencefictionscenario’s van Sheet One waarin het individu verloren is
in de liefdeloze kosmos, Musik als een studie naar de relatie
tijd-Zijn-muziek, de leegte van Consumed (in het Engels heeft consumption
een nare betekenis van: het geleidelijk vergaan van lichaamsweefsel.) De muziek
zelf is bijkans nog kaler dan op Consumed, dat ten minste een spookachtige
kwaliteit bezit, machines die schijnen met een aura. De stem is noodzakelijk om
het kale geluid van Closer te redden van pure abstractie. Wanneer de
plaat binnen haar parameters uitschiet is zij het minst interessant: ‘Headcase’
en ‘Mind Encode’ vormen het abstracte extreem, ze gaan in hun schier eindeloze
herhaling nergens naar toe, of beter ze klinken als een afdaling in de gapende
afgrond van het onderbewustzijn, het labyrint van het zenuwstelsel. Boven die
afgrond balanceren bewuste gedachten waarvan de single ‘Disconnect’ het meest
tekstueel is, helaas zonder het niveau van een depressief kinderrijmpje te
ontstijgen, het spelt de dingen teveel uit.
De rest van de
plaat gaat in een vloeiende beweging voorbij, er is een langgerekt synth-thema
in de melancholische traditie van Blade Runner dat op gezette tijden
terugkeert en de volgende constructie van percussie en zoemende bas aankondigt.
De gedachte aan Blade Runner is met name tijdens ‘Lost’, wanneer
plotseling het geluid van mechanische tranen verschijnt, niet toevallig. Zoals
veel muziek van Hawtin worstelt Closer met vraagstukken over de aard van
het ik wanneer de instroom van de machine in het menselijke steeds subtieler
wordt. Is dit een tendens naar een definitieve erosie van het vrije subject of
een nieuwe bewustzijnsconstructie zwanger met onontgonnen angsten, halfbegrepen
onzekerheden en ook overweldigende mogelijkheden?
Het is, vermoed
ik, muziek die een nieuwkomer in het genre weinig plezier kan schenken.
Techno-voor-kenners klinkt wellicht onnodig elitair, maar Closer doet me
denken aan Simon Reynolds’ opmerking dat veel post-Basic Channel techno alleen
maar is te waarderen door jarenlang te luisteren naar house, totdat op een
gegeven ogenblik een soort overgevoeligheid wordt ontwikkeld voor
microscopische veranderingen in geluid. Een sonisch equivalent van de
subatomaire realiteit waar andere wetten gelden: een subtiele verandering in
ruimtelijkheid, een klein effect, even wat meer reverb krijgt gigantische
gevolgen. Een mooi voorbeeld is het afsluitende ‘I Don’t Know’ dat 5 minuten
lang een ritme opbouwt zonder zicht op een werkelijk doel. Dan verschijnt een
subtiele acidmelodie die een uitweg biedt, het is het geluid van hoop.
Derrick May
omschreef techno ooit als “een ongeluk, een ontmoeting tussen Kraftwerk en
George Clinton in een lift”. Hawtins versie van techno verwijdert Clinton uit
dit scenario maar in plaats van een andere muzikant lijkt de muziek beter te
omschrijven door de toevoeging van schilders als Rothko of Newman. Omdat de
muziek van Hawtin zo “weinig geeft” ga je als luisteraar haast automatisch
zoeken naar visuele opvullingen: de kleur-om-in-te-verdrinken van Rothko of
de-gebeurtenis-in-het-Niets van Newman lijken mij beter te passen dan
bijvoorbeeld de drukke digitale vistas van VJ’s. Tracks als ‘Ping Pong’ weten
meer dan welke vorm van minimale techno esthetische vragen te suggereren over
muziek en ruimte: er is iets, geluid, omringd door niets. Waar eindigt de toon?
Waar begint de leegte? Is die leegte eindig? Is het niets misschien onderdeel
van de muziek? Blijf op deze manier vragen stellen en je wordt steeds dieper in
de wereld van Plastikman getrokken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten