Mastodon designing futures where nothing will occur

zaterdag 15 juni 2024

Futuromania: de kick van het nieuwe

 



Futuromania: Electronic Dreams, Desiring Machines & Tomorrow’s Music Today is een onvermijdelijk boek, dat misschien wat aan de late kant verschijnt. In 2011 schreef Simon Reynolds Retromania (2011) een intrigerende studie over de culturele draai naar het verleden waarbij hij eindigde met een kloeke conclusie die na het voorafgaande betoog eigenlijk uit de lucht kwam vallen: “I still believe the future is out there.” In het nawoord van zijn nieuwe boek noemt hij Futuromania “een omgekeerd spiegelbeeld” van Retromania. Dan toch eindelijk het mogelijke antwoord, een uitweg uit de verstikkende grip van het verleden op de 21ste eeuwse cultuur. Is Futuromania, de titel gebruikt hetzelfde lettertype als Alvin Tofflers Future Shock (1970), dat boek? Gedeeltelijk, al zal je als oplettende lezer snel concluderen dat het nooit een gedegen antwoord kan zijn. Futuromania is namelijk een bundel die artikelen verzamelt uit verschillende periodes met als overkoepelend thema elektronische muziek en het idee van futurisme. Het boek lost in die zin niets op maar presenteert een zeker enthousiasme over muziek die het nieuwe aankondigt, veranderingen veroorzaakt, sciencefiction als geluid. En niemand kan zo enthousiasmeren als Reynolds, omschrijft muziek op zo’n manier dat je het meteen wilt horen. In de jaren negentig kocht ik lange tijd platen blind naar aanleiding van zijn Melody Maker-recensies en kan me eigenlijk geen misstap herinneren.

De reden voor dat vertrouwen was zijn eerste en nog steeds onovertroffen boek Blissed Out: The Raptures of Rock (1990) een subliem geschreven collectie essays over rock en pop in de jaren tachtig die voor mij alles veranderde: hoe je over muziek kon schrijven en denken, een introductie van artiesten waar ik nog nooit van had gehoord en in de laatste hoofdstukken een fascinerende richting aanwijzend waar popmuziek naar toe bewoog, namelijk dansmuziek als een soort “einde” van muziek. Het stuk over acid in Futuromania is het enige wat overlapt met Blissed Out, al staat het nu redelijk aan het begin. Wat dat stuk met een aantal anderen duidelijk maakt is dat Reynolds in het moment zelf op zijn best is. Wanneer hij geconfronteerd wordt met nieuwe muziek waar hij enthousiast over is ontstaat een worsteling om de muziek te begrijpen en aan anderen te omschrijven waarbij hij het mysterie, het genot van het geluid intact tracht te houden.

Aan de andere kant is hij, haast onvermijdelijk, door de jaren heen meer retrospectieven gaan schrijven. Een van de redenen dat Ian Penman hem ooit, zonder al teveel kwaadaardigheid, omschreef als “de aardrijkskundeleraar van de rockjournalistiek”. Minder overrompelend, meer analytisch, op zoek naar verbanden en met een neiging naar volledigheid. Maar, zoals Futuromania regelmatig bewijst, altijd leerzaam en ook dan wil je de muziek meteen weer luisteren. Het boek krijgt door de opzet en de chronologische presentatie van de muziek een eigen karakter al wreekt het gemis van een eenduidig argument voorbij het thema van de toekomst zich. Halverwege hebben we de jaren negentig al verlaten en ik had het gevoel dat dit te vroeg was, dat wat de 21ste eeuw heeft gepresenteerd zich nooit qua aandacht kan meten met het voorgaande traject dat van disco tot jungle loopt. Ik had nog wel een verhandeling over darkside jungle kunnen lezen en vreemd genoeg is er geen plek voor het zachte futurisme van shoegaze met zijn verdekte elektronische invloeden.

Niet dat de 21ste eeuw een gebrek aan futuristische muziek heeft gekend. Zo snel kom ik op Fennesz, Qebrus, Dopplereffekt, The Avalanches, Rosalia, MF Doom, K-pop, James Holden, Wighnomy Bros, Ricardo Villalobos, de Joris Voorn mixen, het bescheiden modernisme van Richie Hawtin of The Black Dog van Music for Reel Airports en Music for Photographers. In plaats van hier aandacht aan te besteden (hoogstwaarschijnlijk omdat hij er nooit op dat moment over heeft geschreven) verdoet Reynolds veel van de tweede helft aan geforceerde stromingen als maximalism en conceptronica of artiesten als Jlin die zich niet kunnen meten met wat er aan voorafging. In die zin is duidelijk een tweedeling aan te wijzen, die ik al jaren geleden observeerde: het is niet dat muziek vernieuwing mist maar het is een verspreid futurisme, er is geen cultuur meer met een richting, een collectieve overrompeling en verwondering of focus. Alles is tegelijkertijd mogelijk in atemporaliteit. Elk opvolgend post-acid-genre vormde een versplintering waarbij muzikanten en luisteraars achter bleven in het vorige genre en de instroom van nieuwe mensen gecombineerd met de eclectici nooit de achterblijvers kon aanvullen. De futuristische energie werd op deze manier langzaam verdund in niches en is denk ik vrijwel onmogelijk te herstellen.

De ambivalentie die het boek oproept wordt belichaamd door het lange hoofdstuk over Auto-tune dat Reynolds omschrijft als het karakteristieke geluid van de 21ste eeuw. Ik begon er met tegenzin aan maar las gefascineerd over het ontstaan van Auto-tune en realiseerde me hoe wijdverbreid het gebruik is voorbij dat guitige ‘Believe’-geluid. Nu snap ik eindelijk waarom de stemmen van Kate Perry en Rhianna abject voelen zonder dat ik precies kon uitleggen waarom, alsof je lichaam de door artificialiteit geinfecteerde stem onbewust herkent en afstoot. Reynolds is provocatief, anti-rockistisch, prijst de creativiteit van het “verkeerd gebruik” van Auto-tune en strooit met wonderbaarlijke beschrijvingen van tracks van rappers als Young Thug, Future en Travis Scott. Totdat je de muziek luistert en snel concludeert: this ain’t it, chief. Auto-tune vormt uiteindelijk het eindstation van de Amerikaanse popcultuur, de complete overgave aan de hyperrealiteit. In combinatie met trap vormt het een geestdodende monotonie, de Amerikaanse droom als verveelde wil tot macht die gevangen zit in het zwarte gat van terminaal kapitalisme. Iets waar instinctief afstand van moet worden gehouden als een plaag die de ziel rot. En in die zin inderdaad het geluid van een teleurstellende toekomst.

In een tweedelige coda analyseert Reynolds twee interessante vragen: hoe heeft sciencefiction de muziek van de toekomst omschreven? En wat is het geluid van de toekomst in sciencefictionfilms? Ook hier overheerst de aardrijkskundeleraar in wat eigenlijk overzichtsartikelen zijn. Wat hier vooral opvalt is dat Reynolds gretig concludeert dat sinds de jaren ‘80 filmsoundtracks niet meer futuristisch klinken. Er was inderdaad een moment dat men zich kon afvragen waarom filmmuziek ouderwets bleef klinken en eerlijk is eerlijk, na de oorspronkelijke publicatie van het artikel in 2009 beleven we een ware hausse aan spannende futuristische soundtracks, denk aan Under the Skin (2013), ex_machina (2015), Annihilation (2018), Aniara (2018), Strawberry Mansion (2012), Crimes of the Future (2022) en Mars Express (2023). Maar zelfs dan weet de shinnichi (en wie, die ook maar enigszins in de toekomst is geïnteresseerd, leeft niet met zijn gedachten in Japan) dat er altijd een continuüm in cinema is geweest waar beeld en geluid je overrompelen met future shock: Akira, de films van Shinya Tsukamoto, Ghost in the Shell en het oeuvre van Satoshi Kon zijn wat dat betreft net zulke intense breuken als de eerste keer dat je 'Pump Up the Volume', acid house of jungle hoorde. En op die manier vertelt Futuromania, Yellow Magic Orchestra uitgezonderd, eigenlijk maar de helft van het verhaal. Een Japanse variant, vanuit de Japanse cultuur verklaart, zou pas echt de volledige routekaart richting de toekomst uitklappen.

Simon Reynolds - Futuromania: Electronic Dreams, Desiring Machines & Tomorrow's Music Today (Hachette Books, 2024. ISBN 978-0-306-83378-6)

zaterdag 4 mei 2024

MC Conrad (1972 – 2024): Stem in de jungle

 

Foto: Yanne Golev (Creative Commons)

Sinds Grooverider op oudejaarsnacht uit het niets uitverkocht was en we door de besneeuwde straten naar huis terugkeerden terwijl een enkeling, overmoedig door de bubbels en andersoortige chemicaliën, voor De Melkweg door het ijs zakte, heb ik mijn kaartjes op tijd bij GET gehaald. Mijn vaste kompaan voor dit soort avonturen laat het in een vlaag van apathie afweten. Het is een donderdagavond, ik weet het, maar toch LTJ Bukem eindelijk hier! Ik probeer M. die gelukkig nieuwsgierig genoeg is (en aan het einde van de nacht compleet zal zijn bekeerd.) Wanneer we onze jassen hebben afgegeven blijkt al snel dat ik me geen zorgen had hoeven maken over een nieuwe toeloop. De nieuwe Pepsi Max-zaal is gezellig gevuld met lokale junglists.

Wanneer ik begin te dansen vind ik eenvoudig een plek midden op de dansvloer, zonder gedrang, gepor of geleuter. Bukem draait vanaf het balkon met zicht op de dansvloer en naast hem staat een man die vanaf mijn positie lastig is te identificeren. Daar beginnen te beats te ratelen terwijl de bas rolt en die volg ik kalm, laat me heen en weer wiegen, open mezelf voor de muziek. Ik haal een joint tevoorschijn en laat de rook onderdeel worden van mijn lichaam, zacht hamerend op mijn longen terwijl de chemicaliën mijn bloedbaan binnentreden en zich verspreiden om mijn hersens te bereiken en daar aan het werk gaan. Alles is op zijn plaats en ik sluit mijn ogen. Dan hoor ik zijn stem, onmiskenbaar zwart en Engels, met een vriendelijke autoriteit die ons bijeenroept. De stem wordt achteloos onderdeel van muziek, weet exact wanneer een wending gaat plaatsvinden, dwingt ons sneller te dansen wanneer de breaks knallen, kalmeert ons wanneer een geluidsoase wordt bereikt.

“...and your mind starts to drift.”

Zeker weten. De muziek is van een onbeschrijfelijke schoonheid. Altijd de subbas die het gezicht masseert en neerdaalt in je buik. De beats draaien rond, verschuiven, schieten weg om onverwachte wijze terug te keren met een intensiteit als wit licht die je geest wegblaast. En steeds weer de droomachtige melodieën en woordeloze zang als uit de mooiste visioenen van dichters, profeten, opiumeters en sterrenkijkers. De stem leidt ons, soms met speelse echo, langs pagodes, landschappen, lachende engelen en kosmische wonderen, alles ontdaan van elke vorm van duisternis. Ik hoor het allemaal met een glimlach aan, volstrekt verloren in geluid.

“You step to the vibe like a new found religion.”

Geen idee hoe lang het duurde. Achteraf voelt de nacht als een vreugdevuur van de ziel en we zijn het er meteen over eens dat er iets wezenlijks is veranderd. Dat net wanneer dansmuziek leek te zijn gevangen in een zekere voorspelbaarheid, een routine en onmiskenbare commercialisering, we iets enorms hebben gehoord. Zomaar een donderdagavond in april in het midden van de jaren negentig.

vrijdag 15 maart 2024

Living For the Future

 

Deze week weer eens na lange tijd The Deepest Cut Vol.1 van Omni Trio opgezet. En deze track, met de lange intro gevolgd door de magnifieke maalstroom van bas en ritme, sprong er dit keer uit. Vreemd dat we nu in de toekomst leven en die melancholie veel meer van toepassing is dan in 1995.

zaterdag 24 februari 2024

Nooit meer ontwaken


Een nieuwe Burial. Daar moet je wat vinden. Het zijn platen die beluisterd moeten worden en, zoals het tegenwoordig sarcastisch heet, the discourse voeden. In mij zit alleen een herhaling van zetten, die steeds dichter bij exegese komt. Dreamfear/The Boy Sent From Above is in ieder geval een amusante zet. Een soort dubbele rave megamix in kenmerkende Burial-stijl: gruizig, schijnbaar willekeurig en met het geluid van de vallende kogelhulzen. 'Dreamfear' is voor mij een ironische titel want vanaf de "I am the lord of ecstasy" sample klinkt het als het realistische geluid van mijn dromen, mochten die in de periode 1990 - 1993 zijn gesitueerd. Veel breakbeats, hitsige loops en zoekplaatje met samples van Eon, The Prodigy en The Orb. Een vrolijke boel als je je niet meteen door nostalgische gevoelens laat overmannen. Al luisterend bedacht ik me vooral hoe onuitputtelijk mijn energie destijds was, hoe je lichaam de assimilatie in die opgeroepen krachten van muziek, licht en serotonine, die overdaad aan plezier langs schaduwranden moeiteloos aankon. Een vreemde onschuld in een korte periode tussen 1977-1989 nihilisme en het verstikkende dance-industrieel-complex van de afgelopen dertig jaar.

vrijdag 16 februari 2024

Meer museïficatie van techno

Called it. Al heb ik er verder weinig meer over te zeggen. Misschien het resultaat van een niet geheel onprettig gevoel dat alles is gezegd over de meeste dingen. De laatste grote verschuivingen in de jaren '90, zeker, maar ook de komende twintig jaar.

It has been a rather surreal experience to see these two trends side-by-side in my RSS news-feed on a weekly basis: New documentary, seminal club closes, new exhibition, seminal club forced to relocate, new photo album, seminal club facing closure. To me, this odd coexistence raises the following question: Why is it that electronic dance music is now, for the first time ever, being "celebrated" and "appreciated" by mainstream cultural institutions at the same exact time that it is facing such existential precarity?

Vincent Jenewein - 'Techno: Inside the Museum of the Living Dead'

dinsdag 19 december 2023

De 20ste eeuw in de achteruitkijkspiegel

Met de verschijning van Selected Nonfiction 1962-2007 zijn de complete werken van sciencefictionschrijver J.G. Ballard vrijwel uitgeput (een slag om de arm, dit zijn immers niet de complete non-fictie werken.) Deze kloeke uitgave blijkt na lezing een noodzakelijk vervolg op The User’s Guide to the Millennium uit 1996. Soms is er een overlap tussen beide bundels maar Mark Blacklock kon uiteindelijk over genoeg materiaal beschikken om de Ballardiaan tevreden te houden. Bovendien schreef Ballard tijdens de laatste elf jaar van zijn leven, inmiddels een geliefde autoriteit op het gebied van de onorthodoxe mening, scherpzinnige recensies en artikelen over uiteenlopende onderwerpen als C.S.I., het Guggenheim Museum, Helmut Newton en nieuwe politiek die nu te plaatsen zijn binnen het oeuvre (zijn late meesterwerk Super-Cannes wordt bijvoorbeeld in een reisimpressie uit 1995 al aangekondigd.) The User’s Guide to the Millennium verscheen ook op een ander moment. Ballard had net met hernieuwd elan zijn late periode ingezet, Cronenberg zou datzelfde jaar de verfilming van Crash uitbrengen en in de jaren negentig—de tijd van techno-optimisme, rave futurisme en alles wat daar aan gelieerd was, van smart drugs tot gewone drugs, sensualiteit, online verkenningen en Ocean of Sound—gedijde de fictie van de ambivalente optimist misschien als nooit te voren. Daarmee vergeleken is Selected Nonfiction 1962-2007 veel meer een terugblik waardoor je vanzelfsprekend de vraag stelt: wat is in de diepe 21ste eeuw de status van Ballard?
Ballard is de sciencefictionschrijver die, in tegenstelling tot vrijwel al zijn collega’s, geïnteresseerd was in het heden in plaats van de toekomst. Het is opvallend hoe vroeg hij al teleurgesteld raakt in de toekomst. De vlucht van Spoetnik is voor hem het hoogtepunt van het futurisme, waarna een soort voorspelbaarheid toeslaat en sciencefiction als genre op een dood spoor raakt. Terwijl Ballard ervan overtuigd is dat het de enige literatuur kan zijn die de opkomende technologisch cultuur betekenis kan geven. ¨...one certain thing about the future is that it will be boring…” En dat is gezien de interplanetaire toekomstvisioenen van weleer lastig te ontkennen. De look & feel van 2023 verschilt in principe heel weinig van die van de jaren negentig (nog steeds ergens “het vorige decennium”) of zelfs 1977. Technologische verandering is grotendeels onzichtbaar of speelt zich af op detailniveau. Met dat gevoel van saaiheid en betekenisloosheid binnen de kaders van de allesoverheersende consumptiemaatschappij worstelen de personages in de boeken uit zijn late periode en die werken zijn allemaal nog actueel. Maar eigenlijk worden de personages uit de meeste van zijn werken geconfronteerd met betekenisloosheid die het universum, dreigende natuurrampen of de gruwelen van de 20ste eeuw teweegbrengen. Wat zijn personages zo uniek maakt is dat ze er gewoon wat van maken, bij voorkeur door hun eigen obsessies te volgen en psychopathologie te omarmen om zo een nieuwe realiteit vorm te geven. 
 
Dit alles is het product van een vriendelijke Engelse huisvader die een groot deel van zijn leven in de buitenwijk Shepperton woonde. Ballard zou zelf ontcijferen waarom hij schreef op de manier waarop hij deed en waarom hij ook uniek zal blijven. Natuurlijk zijn er invloeden als de surrealisten en William Burroughs die in Selected Nonfiction 1962-2007 uitgebreid en herhaaldelijk aan bod komen. Maar de sleutel ligt in zijn kindertijd in Shanghai en pubertijt in een Jappenkamp (een onwerkelijke Britse autonomie die dicht tegen zelfopsluiting lag.) De semi-tropische idylle van het vooroorlogse Shanghai (volgens zijn vader op dat moment de meest vooruitstrevende stad van de wereld) waarvan de realiteit bruut wordt verstoord door oorlog is zonder twijfel de bron van zijn onmiskenbare fantasie. En dat wordt in menig artikel, rond het schrijven en de verfilming van zijn autobiografische Empire of the Sun, geanalyseerd. ‘Unlocking the Past’ vormt een fraaie beschrijving van zijn terugkeer naar Shanghai voor de documentaire Shanghai Jim (1991) waarin Ballard op wonderbaarlijke wijze zijn ouderlijk huis en het kamp intact terugvindt. Het is voor mij geen toeval dat mijn favoriete Nederlandse schrijver, Couperus, een deel van tienerjaren in Indië woonde. De Oriënt is het Onbewuste van de Westerse literatuur en een handvol kunstenaars werd hier gevormd om, even in psychoanalytische termen door te gaan, opeens te worden geconfronteerd met het realiteitsprincipe van hun grauwe thuislanden. 
 
Tijdens het lezen van zijn non-fictiewerk werd ik al snel overmand door tweestrijdige indrukken. Op een niveau leven we in de wereld van Ballard en zijn penvriend Baudrillard, al is het avontuurlijke afwezig, de droomlaag verdampt om plaats te maken voor de even nerveuze als fantasieloze oppervlakte van het digitale. Wat daaruit opdoemt is een wereld die veel meer lijkt op de pessimistische boeken van John Brunner, een langzaam uit elkaar vallende wereld van overbevolking, vervuiling, kansloze strijd tegen klimaatverandering waar fascisme continue dreigt toe te slaan. Technologische vooruitgang is voornamelijk in handen van techbro’s met een gebrekkige verbeeldingskracht die cultuur het liefst uitleveren aan hun geliefde algoritmen. Waar ik naar toe wil, is dat we langzamerhand door de de achteruitkijkspiegel kijken naar de grootste avant-gardist van sciencefiction. Het oeuvre is af, zijn obsessies en interesses eindig, de 20ste eeuw steeds verder weg als de vervlogen details van een nachtmerrie. Ik denk dat hij de woestijn waar we naar toesnellen op verschillende plekken scherper in kaart bracht dan menigeen. Niets is echter opgewassen tegen de winden uit het niets die geduldig de markeringspunten wegvagen. Op goed geluk zijn er misschien nog enclaves te vinden waar goedaardige zonderlingen oude dromen najagen als in een spel dat het leven genoeg zin geeft.

J.G. Ballard - Selected Non-Fiction 1962-2007, edited by Mark Blackclock (The MIT Press, 2023. ISBN 978-0-262-04832-3)

woensdag 8 maart 2023

ae: een handreiking aan de fantasie (draft 7.30)

Een uitstekend moment om dit artikel dat ik destijds voor De Subjectivisten schreef enigszins geremastered en met een bonustrack te publiceren.

 


0. autechre are original hardcore niggaz who dont need winking indie organ riffs and shit in their songs

   zoals gelezen op I Love Music


1. Voor de eerste keer een nieuwe Autechre plaat opzetten is altijd speciaal. Een lawine van “hoe verzinnen ze het toch?”-momenten. Ritmes die niet lijken te kloppen, melodieën die halverwege overslaan in een ander geluid en ontelbare vormen van ruis die door muziek zijn geweven.

xylin room: ik ben een astronaut die is neergestort op een onbekende planeet waar ik noodgedwongen een nieuw leven moet beginnen, voor altijd afgezonderd van de mensheid. Het is een droge planeet. Wit. Ik woon bij een meer gevuld met een mysterieuze zilveren vloeistof. De waterspiegel is altijd glad. Over het oppervlakte rollen talloze vreemde insecten, de enige bewoners van deze wereld. Er is niks te doen behalve jezelf overgeven aan pure nostalgie. In de glinstering van het meer verlies ik mezelf in dagdromen, herinneringen aan dansen. 1991. Rave.

2. Draft 7.30 is gestoken in de mooiste hoes sinds Amber.* De abstractie tot haar logische conclusie uitgewerkt. Geen digitale lelijkheid meer maar drie balken: Groen/Licht Groen/Zwart-Wit Gestreept. Suggestie van een orde die voorbij de directe waarneming ligt. Symbool voor de muziek van Draft 7.30? Of herinneringen aan jaren zeventig behang? Verlopen futurisme.

(* Dat bleek uiteindelijk de hoes van de promo-cassette te zijn. Pas jaren later ontdekte ik tot mijn afgrijzen de werkelijke hoes, ironisch genoeg mijn minst favoriete Autechre-hoes en heel digitaal.)

IV VV IV VV VIII: er wordt iets aangedraaid…en losgelaten waardoor we naar voren schieten. We zweven rustig in positie. De tijd wordt stroperig als resultaat van de collectieve spanning die het zicht op de vijand, verborgen in het asteroïdenveld, veroorzaakt. Dan gaat alles los. Waanzin van onmenselijke snelheid, reacties op gebeurtenissen in de toekomst. En zoals in een goede samoeraifilm is het gevecht bijna meteen voorbij. Een laatste schermutseling en dan kalmte. De bries van de overwinning.

3. Het hoge woord er dan maar in een vroeg stadium uitgooien: Draft 7.30 is geen revolutie in het oeuvre van Autechre. Iedereen brengt zijn eigen breekpunten aan. Draft 7.30 is een evolutie ten opzichte van Confield, het is aan die plaat gebonden zoals Amber dat is met Incunabula, Chiastic Slide met Tri Repetae. Het proces van uitwerken, nuances aanbrengen.

6ie.cr: Engeland 2003 in een alternatieve toekomst waar geen oliecrisis heeft plaatsgevonden, Thatcher nooit de macht heeft gekregen, waar 1987/1988 is blijven doorwerken. Alle utopische dromen belichaamd in futuristische architectuur. Engelse excentriciteit tot norm verheven. Plezier is werk, geen zonde.

4. Meer dan ooit is Arthur Rimbauds beroemde idee van ‘een systematische ontregeling van de zintuigen door rationele middelen’ van toepassing op de muziek van Autechre.

tapr: het geluid van een smeltende piano. De muren geven een vaal schijnsel af. Een smaak van metaal in de mond. Draaien de wijzers van de klok terug? Gedachten vallen weg in een tunnel die oneindig blijkt te zijn.

5. Omdat het vriest, loopt de batterij van mijn walkman sneller leeg. Als ik op play druk om verder naar Draft 7.30 te luisteren, blijft de motor met een laatste krachtsinspanning duwen. Het resultaat is een licht tikkend geluid. Even ben ik verward: “was ik hier gebleven?”

suprripere: een droom zwerft zoekend door de nachtelijke stad. Eindelijk vindt het zijn slachtoffer en wringt zich door je schedel heen. In je hoofd ontpopt de nachtmerrie zich die wild begint te snijden. Geschrokken word je wakker. Je start de routine van de dag en stapt je huis uit. De wereld is gehuld in een gele mist. Overal krioelen kleine machines die alles in puin hakken, gecoördineerd door vormloze wezens van vloeibaar metaal die boven de stad zweven. Naar verloop van tijd beginnen de machines door de realiteit zelf te hakken. De witte vlekken worden steeds groter.

6. Nieuwe geluiden? ‘6ie.cr’ kan met wat goede wil worden opgevat als hun interpretatie van two-step, de enige knipoog naar hedendaagse muziek buiten Autechre’s eigen hermetische geluidswereld om. Wat Draft 7.30 een eigen karakter geeft qua textuur is het op onregelmatige tijdstippen opduiken van ouderwetse geluiden: een klassieke hiphop-loop, een ravemelodie, een melodie in de stijl van Blade Runner.

theme of sudden roundabout. Ik ben verwikkeld in een heftige wedstrijd van een spel dat vergelijkingen vertoond met squash. Mijn tegenstander is een elegante alien. Omdat we aan elkaar gewaagd zijn, bestrijden we elkaar ook met telepathische middelen. Hij probeert me af te leiden met pastorale beelden uit mijn jeugd. Ik tracht zijn gedachten te verstoren met ruis. Dan synchroniseren onze gedachten: het spel zal eeuwig doorgaan, we weten precies waar elke bal zal vallen. We moeten lachen om de absurditeit van het spel en prompt stuitert de bal twee keer. Het universum verdwijnt.

7. Bij elke nieuwe release de vraag: wat is de verhouding tussen ritme en textuur? Het wordt steeds duidelijker dat mijn persoonlijke wensdroom van een Autechre dat de ritmes voor een keer laat rusten en hun gevoel voor melodie in alle openheid laat horen nooit in vervulling zal gaan (zou er ergens een parallelle wereld zijn waar Autechre bezig is de melancholie van Amber album na album te perfectioneren?) Die wensdroom zal niet in vervulling gaan omdat ritme op Draft 7.30 meer dan ooit textuur is: tracks worden onder gestrooid met tikken en gruis. Hoe lang nog voordat Autechre-tracks bestaan uit ritmische ruis?

vl al 5: Detroit, 3018. Een complexe liefdesscène in het schijnsel van de stad. Elke aanraking wordt versterkt door speciale handschoenen, plezier cirkelt in nieuwe patronen over de huid. Rillingen over haar rug die te heftig zijn. Verwarring die op mij overslaat. Er is een soort climax die op heerlijke wijze uitsterft.

8. Terugkerend discussie: de relatie techniek <> gevoel. Het blijft verbazingwekkend om te horen dat Coltrane in zijn tijd een controversieel figuur was die menigmaal werd beschuldigd van krachtpatserij of een overdaad aan techniek dat “het gevoel” zou overschaduwen. Het is een controverse die Autechre achtervolgd, de voortdurende technische innovatie wordt steevast verward met kilte. Toch is er een mysterieuze gloed in hun muziek die moeilijk is te verklaren. Het heeft me altijd bevreemd hoe Autechre epigonen aantrekt, in hoeveelheden die zelfs Aphex Twin of Boards of Canada overtreffen. Wat lijkt te fascineren is de techniek, een uitdaging van het ontrafelen van de methode om vervolgens zelf puzzels te bouwen. Die gloed echter, die ontsnapt.

p.:ntl: een tocht door steden die aan elkaar gegroeid zijn, een onwerkelijke verzameling hoogbouw afgewisseld door industrieterreinen die fungeren als musea. Op de radio heersen Detroit bas en Sheffield gruis totdat de muziek wreed wordt onderbroken door politieke speeches van fundamentalistische aliens. De radio pikt een nieuwe zender op met een speciale live uitzending van een gamelan concert gespeeld door een verzameling Aphex Twin klonen. Het klinkt niet van deze wereld.

9. Ik had het over een gloed. Wanneer Autechre deze weet te vangen zijn ze de soulband van de 21ste eeuw. Natuurlijk hebben we het niet over soul als gemanierd overzingen maar als een glimp van iets voorbij jezelf, de ruimte tussen mens en machine. Het leek altijd een proces van vangen, een methode die met een duistere logica wegtikt totdat plotseling de beats wegvallen en een subliem geluid/melodie zich bevrijdt en vervolgens in volle glorie schijnt. Die methode gebruiken ze op Draft 7.30 vrijwel niet meer. De interesse is verlegd naar het invoegen van op het eerste gehoor incompatibele ritmes, die naar verloop van tijd toch synchroon lopen. Draft 7.30 lijkt Autechre’s meest ontzielde plaat, de tracks klinken als afstandelijke denkexperimenten. Toch blijkt met name de tweede helft van de plaat gevuld met prachtige melodieën die meer dan vroeger verweven zijn door het hele nummer. Desondanks lijkt de soul van Autechre steeds meer te worden bewogen door gevoelens van verlies, negatie en dreiging. Als ze niet uitkijken raken ze hun mooiste titel kwijt aan opkomende man Jan Jelinek wiens kraakjes zich minder aantrekken van wiskundige vondsten en direct op zoek gaan naar de warme gloed van verlangen en verwondering die de in het lichaam gedistribueerde ziel veroorzaakt. Microsoul.

v-proc: een ruimtestation gespecialiseerd in de verwerking van vuil achtergelaten door ontelbare lanceringen van kolonisatieshuttles werkt op volle toeren. Het pompende ritme van het proces is perfect. In de werkploeg maken de rasta’s de dienst uit op muziekgebied. Druk blowend zetten ze een gigantische gettoblaster neer en met geconcentreerde blikken timen ze het begin van de muziek zodat op het moment dat de metalen dub de ruimte in wordt geslingerd deze exact is gesynchroniseerd met het geluid van de lopende banden en machines. Ooit hopen we op een soundclash met een rivaliserend ruimtestation vol gitaarjengelende bleekneusjes.

10. Maar wat willen ze eigenlijk? Een deconstructie van electro? Een lange studie naar pre-oedipale auditieve werelden voltooien? De schoonheid van wiskunde eren? De mooiste suggestie blijft natuurlijk de meest onverwachte: Autechre’s eigen omschrijving van hun muziek als nieuwe folk. Een slimme omzeiling van hun mechanische/dehumaniserende imago. Autechre wordt daardoor ook heel Engels: ze bouwen steeds maar weer nieuwe soundtracks voor wat Eno zo treffend Another Green World noemde. Engels groen geïnfecteerd met de moderne kathedralen van viaducten, verwaarloosde tuinsteden, de romantiek van wegroestende industrie, een vervlogen empire van droomkoloniën.

reniform plus: zonsondergang over de smaragd gekleurde oceaan. Radioactieve deeltjes van neerstortende ruimtestations stuiteren door de hemel. Een magisch schouwspel van licht. Ik kus haar en het voelt echt, ook al kan ik in mijn fantasie haar mechanische hart horen tikken. Tijd valt uit elkaar, versnelt en wordt vervolgens vloeibaar. Plotseling rennen we door het zand richting zee. Het maakt toch allemaal niets meer uit. Hoe zal het water voelen?

11. Twintig jaar later. De keurige heruitgave in uitklaphoes (derde in reeks van vier die niet door The Designers Republic werd ontworpen…“I Was Today Years Old”) met daarin twee kloeke vinylschijven (dat had ik in 2003 nooit voorspeld.) De onvermijdelijke vraag: hoe klinkt Draft 7:30 in de toekomst? Goed, minder complex dan ik me kan herinneren. Een reden waarom ik destijds naar fictie greep was dat ik moeilijk grip kreeg op de muziek. En dat is ergens nog steeds het geval. Het is fraaie muziek, onmiskenbaar Autechre, maar het is misschien hun meest “anonieme” plaat naast Exai (2013). Ik durf wel toe te geven dat wanneer iemand me de plaat in een Pepsi-test had laten horen ik waarschijnlijk in eerste instantie geen nummer had kunnen herkennen. Zoals ik wel kan met tracks van Quaristic, Oversteps of NTS Sessions (Autechre-titels begin ik niet eens over, ik kan alleen ‘Basscadet’ en een aantal titels van Amber moeiteloos noemen.) Nu ik de tekst heb herlezen herken ik een aantal nummers in de beschrijving al denk ik ook soms “Je hoorde hier wat in?” De ambient Autechre heb ik uiteindelijk gekregen. En dat heeft hun muziek uiteindelijk goed gedaan door voor meer contrast te zorgen. Verder lijkt een periode van twintig jaar weinig waarde meer te bevatten. Voorheen onvermijdelijk een breuk tussen tijdperken, oude en nieuwe geluiden, nu gewoon een aantal Autechre-platen geleden. Draft 7:30 klinkt ook niet ouderwets, ware het een lost tape zou je hem stiekem na PLUS (2020) kunnen uitgeven en dan zou het alleen een handvol hardcore liefhebbers opvallen. Ik weet niet zo goed wat dat betekent. Zijn we gewend geraakt aan Autechre, hebben ze sinds Confield (2001) een bepaalde manier van musiceren verfijnd die geen grote omslag kan veroorzaken of hebben ze de laatste twee decennia te weinig concurrentie gehad? Misschien maakt het niet meer uit en worden we binnenkort overspoeld door een nieuwe golf van gegeneerde kloons, moeten we ons opmaken voor de Turing test van muziek die de deur opent naar een overdaad van het bekende. Een alles tot stilstand brengende atemporaliteit waarin de mens langzaam wegzakt.