Mark Hollis, voormalig zanger van Talk Talk, is op 64-jarige leeftijd overleden. Ik voel een ongemakkelijke afstandelijkheid bij dit nieuws. Waarschijnlijk omdat de persoon Hollis tijdens zijn leven een bepaalde afstand cultiveerde. Door verlegenheid? Wantrouwen? Ik heb zo mijn vermoedens en het maakte me nooit veel uit. Ik hou wel van dat soort artiesten. En Hollis creëerde natuurlijk de ultieme afstand door radicaal te stoppen met muziek maken (enkele nederige uitzonderingen daargelaten) en dit vol te houden. In die zin was Hollis al jaren dood. Zoals hij nu gewoon nog leeft, een van de drijfveren om te creëren is immers om voorbij je fysieke bestaan sporen achter te laten van schoonheid, ideeën, emoties en klanken.
Vanzelfsprekend moest ik meteen denken aan de betekenis van Talk Talk en Hollis om vrijwel direct te concluderen dat alles wat ik ongeveer wilde zeggen in het volgende stuk staat over The Colour of Spring (uit Kritische Massa). Vreemd, het is die verwijzing naar Zhuang Zi in de titel waar ik echt droevig van word.
Een vlinder droomt dat hij mens is
Talk Talk – The Colour of Spring (1986)
Ergens eind 1985 trad Talk Talk op in Countdown, het popprogramma op de Nederlandse televisie waar iedereen naar keek en dat daardoor eigenhandig hits kon maken. Dat Talk Talk daar tussen de grote kanonnen van de jaren tachtigpop mocht verschijnen was geen toeval. Veronica had de singles van hun vorige album It’s My Life omarmd en in 1984 speelde de band samen met Level 42 en Sade op de Veronica Rocknight in Ahoy. In de Countdown-studio brengt de band de nieuwe single ‘Life’s What You Make It’ die door Veronica ook weer genereus tot Alarmschijf is verkozen (wat neerkomt op een gegarandeerde top 40-notering.) Het lied is vanaf de eerst keer dat het refrein wordt ingezet lastig te vergeten. Maar er is meer aan de hand dan alleen de muziek. Zanger Mark Hollis bespeelt voorovergebogen en met nerveuze motoriek de piano. Hij draagt een ronde zonnebril. Zijn lange haar valt regelmatig over het gezicht. De hele band heeft zichzelf een zeker hippieachtige imago aangemeten dat volstrekt nergens mee is te vergelijken in het midden van de jaren tachtig dat Ray-Bans, 501’s en witte T-shirts als uniform heeft uitgekozen. Elke introverte tiener zal direct een connectie hebben gevoeld.
De single was een vooruitgeschoven stuk van het album The Colour of Spring dat tegenwoordig gezien wordt als een transitieplaat tussen Talk Talk als popband en experimenteel collectief. Door die positie in het oeuvre vormt het vaak een onderschat album dat te weinig wordt geïnterpreteerd als een afgebakende entiteit. Dat laatste is soms lastig omdat Talk Talk altijd in beweging was. Hun vijf albums verschillen steeds van elkaar en het is niet onredelijk om daar een metamorfose in te horen, een zoektocht naar een bepaald geluid dat wanneer het daadwerkelijk wordt bereikt ook af is. De band stopt daarna met bestaan. Op elk album zijn al kleine hints te vinden van een volgende stap. ‘Tomorrow Started’ op It’s My Life (1984) kondigt het open geluid van The Colour of Spring aan, zoals ‘Chameleon Day’ hier doet voor de ingetogen sfeer van opvolger Spirit of Eden (1988). Talk Talk is als in een cocon gewikkeld, die langzaam openbreekt, de eerste vleugels zichtbaar waarmee het naar ongekende hoogtes zal reiken. Transitie of niet, met The Colour of Spring voldeed de band blijkbaar aan een collectieve behoefte want het zou in Nederland de nummer 1 positie in de albumlijsten behalen.
Het bewijst dat kwaliteit commerciële potentie bezit (of stelde de popliefhebber destijds hogere eisen?) Blijkbaar vertrouwde hun platenmaatschappij EMI dat deze combinatie met Talk Talk mogelijk was. Talk Talk was een typische exponent van een gedachte die platenmaatschappijen gedurende een lange periode uitdroegen: de muzikant waar in geïnvesteerd wordt, die talent heeft getoond en een grote mate van vrijheid krijgt om een artistiek statement te maken. Deze kweekvijverconstructie kon voor beide partijen voordelig uitpakken. De muzikant ontving genoeg budget om een gedroomd geluid tot in details vast te leggen. De platenmaatschappij kreeg er prestige voor terug en de mogelijkheid om andere muzikanten te verleiden met het succesverhaal van artistieke vrijheid. Tijdens de productie van The Colour of Spring werkt de relatie optimaal. Waarschijnlijk was het niet eens een extreem dure plaat om te maken, hij werd snel opgenomen en blijkt commercieel succesvol. Maar de constructie is niet zonder gevaar, zeker wanneer het perfectionisme van de artiest zich ontpopt en de groeiende studiobudgetten accountants onrustige nachten bezorgen. In het ergste geval flopt het album daarna, zoals The Associates op desastreuze wijze overkwam met Perhaps (1985). De vruchtbare relatie tussen EMI en Talk Talk zou ook snel bekoelen en uiteindelijk leiden tot een breuk. Weinig bands zijn daarna tegen hun wil zo uitgemolken met compilaties, remixalbums, rariteitenverzamelaars en livealbums terwijl ze muzikaal allang een andere richting waren ingeslagen.
Zoals is te verwachten van een plaat op een groot label in de jaren tachtig klinkt The Colour of Spring subliem. ‘Happiness is Easy’ is welhaast kinesthetisch, je kunt de spaarzame percussie en bas bijna zien, zo helder zijn ze gepositioneerd. De productie is afgestemd op een band die geen zin heeft om te drammen en veel meer geïnteresseerd is in geluidskleur, details en openingen. De synthesizers en drumcomputers zijn uit de studio verbannen om plaats te maken voor het orgel van Steve Winwood of de Mellotron en Variophone van producer/bandlid Tim Freese-Greene. Met deze componenten wordt een redelijk uniek geluid gevormd dat net als de lokken van Hollis niet in de tijdgeest past. Het roept associaties op als aards, ademend, bruin, muffig…een kamer met veel hout, laag zonlicht dat door ramen minuscule stofdeeltjes oplicht. Een veilig geluid waarin je als luisteraar haast kan schuilen.
In de interviews ten tijde van The Colour of Spring blijkt duidelijk dat Hollis moeite heeft met het spelen van de popster. Hij heeft geen zin in ironie en grootspraak waar veel journalisten naar smachten. In een zeldzaam constructief gesprek met Rachael Demadeo geeft Hollis duidelijk aan door wie hij op dat moment wordt beïnvloed: oude soul en gospelmuziek (“vanwege de bezieling en de desinteresse in techniek.”), jazz uit de periode 1955-1965 (Coltrane, Pharoah Sanders, Roland Kirk en Miles Davis) en de impressionistische muziek van Debussy, Satie en Delius (“vanwege hun visuele kwaliteit.”) Later in het gesprek relateert hij de repeterende pianomelodie in ‘Life’s What You Make It’ aan het gebruik van herhaling door Can op Tago Mago. Kortom, muziek-muziek waarin sfeer en emotie een centrale plek krijgen toebedeeld in plaats van ego en imago. Grote mensenmuziek ook.
Desondanks heeft Hollis, net dertig jaar oud geworden, met The Colour of Spring—onbewust?—een cruciale tienerplaat gemaakt. De tiener in popmuziek is na de jaren vijftig vaak onderschat. De puberteit vormt immers een levensperiode die zich kenmerkt door isolatie, drama en onbegrip, wat ons later meestal met gêne vervult. Waar smaak nog moet worden ontwikkeld. Maar juist die ontwikkeling, dat verkennen, is fascinerend. Zeker wanneer je ervan uitgaat dat er verschillende soorten tieners bestaan in het spectrum tussen hysterische teenybopper en zwijgzame metalhead. De zoektocht van Hollis naar geluid en woorden loopt parallel met de worsteling van de tiener met zijn identiteit. Het tekstvel van het album is uitgeschreven in een lastig te ontcijferen handschrift. Open voor interpretatie, is de hint. Op deze manier worden tekstflarden kant en klare slogans voor de adolescent: “yesterday’s favourite”, “the charade goes on”, “I don’t believe in you”, “living in another world to you”, het gaat maar door. Een verrassend effectieve combinatie met de wereldwijze muziek—serieus, open, smaakvol—die juist belichaamt waar de tiener naar verlangt: een belofte van volwassenheid. De vlinder droomt dat hij mens is.
Het is niet ondenkbaar dat Hollis zich dit naderhand heeft gerealiseerd en vervolgens zijn teksten nog abstracter maakte. Elke relatie met pop werd daarmee uitgewist. Waarschijnlijk het laatste televisieoptreden van Talk Talk vond twee jaar later plaats, weer in Countdown. Je zou het als een radicaal televisiemoment kunnen beschouwen, maar de nieuwe single ‘I Believe in You’ is zo kalm dat er geen breuk voelbaar is. Meer desinteresse, het is muziek die voor het publiek net zo goed van een andere planeet kan komen. De faam van de laatste twee albums van Talk Talk is sindsdien enorm gegroeid (nadat ze bij verschijning vooral als raadselachtig terzijde werden geschoven.) Bijna lijkt er sprake te zijn van twee bands waarop iedereen zijn voorkeuren kan projecteren. Maar wie destijds tiener was zal wanneer hij het album weer eens opzet The Colour of Spring opeens anders begrijpen. Vreemd genoeg roept het niet de gebruikelijke nostalgische ervaring op, maar een kans om jezelf aan de andere kant van de tijd te horen. De mens droomt dat hij weer vlinder is.