Onlangs vroeg iemand of ik ooit iets over Burial had geschreven. "Wat een vreemd gemis eigenlijk," dacht ik. Misschien leek er na een overdaad aan superlatieven en hauntologische analyses al snel geen eer meer aan te behalen. Maar ergens diep in een bloedig sediment werden wat elektrische impulsen afgevuurd die mij door een desintergrerend digitaal archief stuurden en zowaar ‘Op zoek naar de verloren tijdloosheid’ vonden een recensie van het inmiddels klassieke album Untrue (2007). Een terzijde viel bij herlezing op: “de manier waarop ‘Shell of Light’ uit elkaar valt kan Burial nog jaren op verder borduren.” Achteloos werd hier Burials oeuvre van de komende vijftien jaar aangekondigd. Want over een reeks van 12-inches is de muziek van Burial onderhevig aan een proces van entropie, waarbij het onlangs verschenen Antidawn (EP, minialbum of toch volwaardig album?) een verdere destillatie van zijn geluid presenteert. Beats waren al lang aan een terugtocht begonnen en zijn nu definitief verdwenen. Wat overblijft zijn vijf tracks die vooral op de eerste kant bijna willekeurig lijken te zijn ingekaderd. De geluidswereld is overduidelijk die van Burial, opgebouwd uit stoffig getik, ratelende kettingen, allerhande kliks en stemmen. Fluisterstemmen of fragmenten van zang die vrijwel meteen weer verdwijnen voordat zelfs zoiets als een suggestie van een liedje kan ontstaan, al was het door herhaling. Alles is nu sfeer, een soort verticale blues voor de 21ste eeuw. Zoals Don DeLillo met The Silence plot achterwege liet (want wat valt er nog te verhalen?) lijkt Burial hetzelfde te doen voor wat ooit dansmuziek was. Wat valt er nog te dansen, te vieren?
Pure pandemiemuziek derhalve? Antidawn ademt stilstand uit, de trage apocalyps waar niemand grip op krijgt en toch in door blijft leven. Vandaar nog steeds de stemmen die verlangen, hoe verlopen en ontdaan van energie ze ook klinken. Een richtingloosheid die helemaal seizoen 2020 – 2022 is. Maar eveneens, zoals de titel al aangeeft, een muziek voor een ander nachtleven, zonder clubs. De nacht als schaduwutopie, de lege stad waar de vampieren opgelucht wandelen en dronken rondfietsen, het gevoel van de oude stad dat door de aderen vloeit nu verveelde toeristen slapen en de neoliberale machine noodgedwongen rust. Een stad van vervliegende geluiden, een lach, zoemende scooters, bevroren rokers, een mooi gezicht dat door neon beweegt. Ukiyo.
*
Toevalligerwijze kwam op dezelfde dag als Antidawn een dubbelverzamelaar uit met zestien remixes die Andrew Weatherall gedurende drie decennia voor het Heavenly label maakte. Het is totaal het tegenovergestelde van Burials terugtrekking, geen duisternis te bekennen, een continu beschermen van de ravevlam. Altijd dansbaar maar gedreven door een hele eigenzinnige groove. Weatherall is continu op zoek, gebruikt de remix om ongehaast te experimenteren en zo zijn eigen totaalgeluid te creëren, dat nooit house is, nooit rock, nooit dub, nooit disco en dus alles kan zijn. Reden ook, vermoed ik, dat zijn tracks zelden door de conventionele genre-dj werden gedraaid en waarom Weatherall op zijn beurt als dj uniek klonk. Hoe dan ook, zelfs diep in de jaren ‘10 klinkt de muziek hier positief als uit een parallelle vertakking, een toekomst die achter en naast ons ligt en niet valt te herstarten. Burial is realisme, een product van de laatkapitalistische ruïne die onstopbaar uitdijt, van de leefomgeving tot in de haarvaten van je brein, totdat een verzameling verdwaasde individuen overblijft op een stervende planeet. Weatherall is als een droomflard, de realisatie dat een andere wereld ooit mogelijk was.