Beauty In Decay
I
Jullie moeten me vergeven dat ik met een zeer Amsterdamse anekdote begin. Een tijd geleden stond ik met mijn oudste dochter te wachten op de tram bij de halte Spiegelgracht. Deze ligt recht voor de ingang van het Rijksmuseum. Opeens werd ik overmand door de vraag: hoeveel is er sinds mijn kindertijd (begin jaren zeventig) in dit straatbeeld veranderd? Er is ergens in de loop van de jaren zeventig een heel lelijk gebouw geplaatst tegenover het Rijksmuseum, de trams zijn van kleur veranderd, er zijn heel veel verkeersborden bijgekomen, aan het einde van de straat, naast Paradiso, is twintig jaar geleden een complex gebouwd…sommige gevels zijn schoongemaakt. En dat zijn ongeveer de belangrijkste verschillen. Een gevoel van tijdloosheid overmant je. Dat is zowel een veilig als onbehagelijk gevoel. Nu kun je zeggen: Amsterdam wil een openluchtmuseum zijn…maar dan is het alleen een meer extreme uiting van een cultuur die gevangen lijkt door het verleden.
Er worden nog steeds sondes
richting de toekomst gestuurd maar ze lijken geen direct effect te sorteren
aangezien het gewicht van het verleden steeds zwaarder drukt. Steeds meer artefacten,
kunstwerken uit het verleden, die niets aan kracht hebben ingeboet, zijn beter
in kaart gebracht, worden met zorg geconserveerd en compulsief overladen met
betekenis. Wat zorgen baart, is wanneer een vorm uit het verleden steeds
opnieuw wordt hergebruikt. Sommige creatieve gebieden zijn hier op het moment
gevoeliger voor dan andere. Mode heeft zich uit een lange retrocyclus
ontworsteld en laat met gebruik van de laatste technologieën en materialen meer
nieuwe ideeën toe. De jurken van Iris van Herpen zijn het meest radicale
voorbeeld, maar ook gevestigde merken als Balenciaga, Dior en Prada zijn op
diverse manieren continu op zoek naar vernieuwing. Een alledaags merk als Nike
heeft een perfecte balans gevonden waarin het zijn klassieke modellen respecteert
maar ook lijnen lanceert die specifiek gericht zijn op innovatie.
Literatuur en muziek zijn echter bijna tot
stilstand gekomen terwijl er meer muziek wordt gemaakt, meer wordt geschreven
dan ooit te voren. In zijn boek Retromania
heeft de popcriticus Simon Reynolds uitputtend geanalyseerd hoe de hedendaagse
situatie van met name popmuziek een uitkomst is van historische trends.
Retrobewegingen en revivals zijn al lange tijd actief. Postmoderne nostalgie
kende met het White Album van The Beatles
al in 1968 het startsein. Het probleem is dat het verleden de afgelopen jaren
alles dreigt te overwoekeren.
Een belangrijke oorzaak van deze situatie is
dat een deel van de creatieve industrie wat betreft internet een adaptatiefase heeft
doorgemaakt. Het is onder druk komen te staan, op economisch niveau angstig
geworden en richt zich op wat zekerheid biedt. Dat wat al succes heeft gekend.
Het belangrijkste product is de eindeloze heruitgave. Eerst als remaster,
vervolgens als boxset met alle studiotakes en alternatieve versies, dan als
ultieme jubileumcollectie. Daaraan gelieerd is het fenomeen van artiesten die
concerten geven waar ze hun beroemdste album integraal spelen. Ook voormalige
leiders van de underground als Sonic Youth en Pixies hebben dit model
klakkeloos gevolgd. Op deze manier ontstaat een museumficatie van de complete
cultuur inclusief genres, als popmuziek, die traditioneel volgens een andere,
namelijk vernieuwende dynamiek functioneerde.
Waarom is dit problematisch? Museumficeren
van popmuziek uit de jaren ’60, punk, rave… maar ook de radicalere
kunstbewegingen als Dada, Surrealisme en het Futurisme is uiteindelijk een
verraad plegen aan de kern hiervan. Het verlangen naar een opening, een nieuwe
manier van zien of luisteren. Daarnaast is een obsessie met het verleden een karakteristiek
onderdeel van de conservatieve politiek. Churchill, Thatcher maar ook Fortuyn,
Balkenende en Wilders spraken en spreken graag over een terugkeer naar een
verloren staat waarin de maatschappij op alle niveaus overzichtelijk was en schijnbaar
perfect werkte. Vernieuwende cultuur zal altijd dit mythische evenwicht
doorbreken. Retro neigt naar politiek conservatisme maar inmiddels is het hele
politieke spectrum ermee geïnfecteerd: is men ook nostalgisch naar breed
maatschappelijk engagement, solidariteit en wenst men bij de recente kroning óók
rellen, zoals in 1980. Een overkoepelende
retrocultuur is uiteindelijk problematisch omdat we ons op het moment niet op
een maatschappelijk optimum bevinden om op stil te staan en zelfgenoegzaam
terug te kijken…en vooral niet politiek en
cultureel.
Een mogelijke oorzaak van retromania is
zogenaamde future shock zoals de
futurist Alvin Toffler het in 1970 in zijn gelijknamige boek beschreef. Zijn argument
is dat door een groot aantal technologische veranderingen in te korte tijd, we gedesoriënteerd
raken en teruggrijpen naar de zekerheden van het verleden. Een reflex. En die
reflex kan onder andere worden overwonnen door juist creatief mee te bewegen
met verandering. Dit kan echter mogelijke valkuilen herbergen. Wat is immers makkelijker
dan te zeggen “oh, dan gebruiken we de laatste technologieën voor het maken van
kunst.” Dit is inderdaad wat in mode nieuwe paden creëert maar in muziek is de
computer steeds meer een gevangenis die eindeloze mogelijkheden schenkt maar
juist uniforme resultaten produceert.
Het gaat ook om een mentaliteit.
Ik gebruik zelf graag de microblogsite Tumblr als een soort moodboard waarmee
je op eenvoudige wijze een netwerk kunt bouwen van mensen met eenzelfde
interesse en smaak. De afbeeldingen die hier worden geprojecteerd zijn
bijvoorbeeld bijna allemaal de afgelopen jaren via Tumblr verzameld. Wat mij opvalt
wanneer ik verdwaal door Tumblr is dat veel tieners geobsedeerd zijn door de
esthetiek van de jaren ’60, 70 en 80. Als esthetische leerschool is dit
geweldig, ze beschikken over een basiskennis van beelden waar ik op dezelfde
leeftijd alleen maar van kon dromen. Maar waar leidt deze kennis toe? Blijft
men in een nostalgische dagdroom hangen van een tijd die nooit is geleefd en
niet zal terugkeren? Of daagt deze kennis uit tot de formatie van nieuwe
vormen? En krijgen jongeren daar wel de kans toe? Er zijn bijvoorbeeld jonge
muzikanten die gepikeerd reageren wanneer ze worden aangesproken op het feit
dat ze teveel in het verleden duiken. Dat graven in het verleden zijn gradaties
in aan te brengen maar het gevaar bestaat dat men elkaar teveel op de vingers
kijkt. A watched pot never boils zegt
het Engelse spreekwoord, helemaal als miljoenen continu de pan in de gaten
houden. Een zekere afstand bewaren in plaats van continu hypen en helpen zou
een gezonde situatie vormen. De huidige sociaal-technologische constellatie
maakt dit echter vrijwel onmogelijk.
II
Uiteindelijk zal de museumficatie tevergeefs zijn. Neem een iconisch schilderij als De Nachtwacht in gedachte. En laten we nu een sprong in de toekomst nemen. Over ongeveer vier miljard jaar zal het Andromeda sterrenstelsel botsen met ons melkwegstelsel. De zwarte gaten die het centrum vormen van beide stelsels zullen om elkaar heen draaien en uiteindelijk samen een zwart gat vormen dat het centrum zal zijn van een nieuw sterrenstelsel. Wat dit precies zal betekenen voor de Aarde is onduidelijk maar dat maakt uiteindelijk niets uit. Over ongeveer 1.4 miljard jaar is het leven op aarde onmogelijk geworden omdat de zon steeds feller zal schijnen voordat deze weer veel later uitdooft. Over het lot van de mensheid zelf is veel minder zekerheid te geven. Wellicht zullen we evolueren en nog tienduizenden jaren verder leven. Gezien de manier waarop we met de planeet omgaan, zal de mensheid eerder uitsterven. En sommigen hangen het idee aan dat de mens al deze eeuw in een synthese met technologie opgaat en als homo sapiens zal verdwijnen. Ondertussen is het steeds onwaarschijnlijker dat een enkele mens ooit ons zonnestelsel zal verlaten.
Wat betekent dit voor De Nachtwacht? Het lijkt een mooie
inspiratiebron voor romantische sciencefictionverhalen. Bijvoorbeeld een
interplanetaire exodus van de beroemdste kunstwerken richting een maan van
Jupiter, totdat de omstandigheden er zo ongunstig zijn dat verder moet worden
getrokken. Om uiteindelijk te eindigen op een buitenaardse kunstmarkt. Welke
kunstwerken zouden worden uitgekozen om mee te gaan op deze tocht? Wie beslist
dit?... Waarschijnlijker is dat De
Nachtwacht altijd op Aarde blijft en dus zal vergaan. In een aantal
scenario’s zal het in een leeg museum hangen omdat er geen mens meer bestaat om
het te bekijken. Misschien zal het Rijksmuseum onderlopen en het schilderij
zijn verhuist naar een hoger gelegen museum als het Louvre. Tot die tijd zal De Nachtwacht keer op keer worden
gerestaureerd totdat er geen enkele molecuul meer overblijft die door Rembrandt
zelf is aangebracht. Het is een simulacrum geworden.
Een angst dat kunst verloren zal
gaan, gekoppeld aan een excessief conservatieproces, vergt op lange termijn enorm
veel energie. Terwijl een vitale cultuur verjonging nodig heeft. De realiteit is
dat we niet beide kunnen bolwerken. In ieder geval is een ander balans nodig
tussen bewaren en verkennen. Hoe is dit
te bewerkstelligen? Een mogelijkheid is het stimuleren van een soort
hernieuwde vorm van romantiek, een technoromantiek die schoonheid in verval
ziet en accepteert. Waarom fascineert Blade
Runner ons na al die jaren nog? Omdat de film een beeld schetst van een
stad die zowel creatief is als onderhevig aan aftakeling. Dit Los Angeles is niet
altijd een pretje om in te wonen maar het is spannend, in beweging, ondanks het
belang van herinneringen heeft het verleden geen grip op de stad en bewoners.
Verval is psychisch “gezond” in
vergelijking met een maatschappij die risico’s probeert uit te bannen. Verval is op een dieper niveau een onontkoombare
realiteit, we vechten onbewust tegen de tweede wet van de thermodynamica, die
stelt dat elk systeem neigt naar wanorde. Onze lichamen vechten hier tegen, het
complete evolutieproces doet dit totaal doelloos. Maar uiteindelijk zal ook het
universum naar alle waarschijnlijkheid een zogenaamde staat van warmtedood
bereiken, waar alle materie als het ware uit elkaar is gevallen. Dat is geen
tragedie want de kosmos bevindt zich in een continue staat van vernietiging en
wedergeboorte. Stervende sterren verspreiden in hun laatste ontploffing het
materiaal voor de geboorte van nieuwe sterren. Het accepteren van de relatie
tussen verval en creatie heeft een aantal dimensies die wellicht ook helpen om
het gevoel van retromania te doorbreken.
Wanneer we aan steden denken waar
ooit sterke creatieve scenes
opbloeide denken we aan de jaren zeventig waar Londen, Amsterdam, West-Berlijn en
vooral New York in verschillende gradaties in verval raakten. De middenklasse
verhuisde naar buitenwijken terwijl de financiële centra en musea gewoon bleven
functioneren. New York was rond 1975 zowel een middeleeuwse stad met
wolkenkrabbers als het financiële centrum van de wereld. In dat spanningsveld
van macht, geld, verval en kunst ontwikkelden zich allerlei nieuwe vormen. Het
meest radicale voorbeeld blijft echter Detroit. Detroit is vaak een spookstad
genoemd, een voorbeeld van hoe de toekomst van elke grote stad er uit zal zien.
Maar het was tot de jaren zestig een bloeiende industriestad. Na de
rassenrellen van 1968 en de groeiende concurrentie van de Japanse
auto-industrie liep Detroit leeg en is daar ondanks talloze lokale initiatieven
nooit van hersteld. Het is ook de stad waar techno, waarschijnlijk de laatste
muzikale avant-garde, is ontstaan. Een sterke kunst die als noodzaak zich
ontworstelt uit de puinhopen en voedt op vergeten dromen.
Het probleem
is natuurlijk dat je een dergelijke creatieve stad in verval niet kan plannen
als een soort laboratorium. Detroit is door Amerikaanse overheden aan zijn lot overgelaten
vanuit racistische motieven en economische desinteresse. Het is niet iets dat
men in de Westerse wereld buiten de Verenigde Staten snel op eenzelfde schaal
zal nadoen. Margret Thatcher heeft ooit overwogen Liverpool aan zijn lot over
te laten maar dat was blijkbaar toch een brug te ver. Ironisch genoeg zijn het
niet stadscentra die verder in verval zijn geraakt, want deze zijn de laatste
25 jaar vrijwel allemaal opgeknapt en herboren als culturele centra die
bedrijven en hoge inkomens aantrekken. Het zijn de lokale buitenwijken waar de
middenklasse in de jaren zeventig naar vluchtte die vaak in verval zijn
geraakt. Dit kan uiteenlopen van de beruchte Parijse banlieue tot het meer bescheiden Bijlmermeer, voorbeelden van
complexen waar de originele planning teniet wordt gedaan en een eigen plan
wordt getrokken. Wat zij echter missen is de nabijheid van financiële centra,
galerieën en musea om een zekere esthetische dynamiek te genereren. Verval is
hier afgeschermd in een vaak gewelddadig reservaat met een eigen creativiteit onzichtbaar
voor het zoeklicht van media. Totdat een representant van de gevestigde cultuur
zich erin interesseert en elementen gebruikt. Waarna de authenticiteit die we
verlangen als in een tragedie verdwijnt. Het schoolvoorbeeld is Diplo. Een
DJ/producer die graag inspiratie opdoet in de sloppenwijken van Rio de Janeiro
en vervolgens zijn muziek volstopt met favela funk. Ongetwijfeld met de beste
intenties maar in de vertaling gaat iets, noem het aura, verloren.
III
We zijn gewend geraakt aan het idee dat Nederland af is en dat alles, ook creativiteit gepland is en precies zijn plaats in de maatschappij en de stad krijgt toebedeeld. De vraag is hoe lang dit nog realistisch is vol te houden. Nederland heeft moedwillig de boot gemist op het gebied van duurzame energie en gaat daar de komende decennia de prijs voor betalen. De huizenmarkt en vooral speculatie met kantoorgebouwen zal waarschijnlijk ook niet terugkeren naar de niveaus van voor 2008. Het is niet ondenkbaar dat Nederland tijdelijk weer in een emigratieland zal veranderen. Verval zal lokaal, zonder planning, verschijnen en ik vermoed dat in de spanning die hier ontstaat creatieve openingen mogelijk zullen zijn.
Kan het verleden op een andere, minder naargeestige, wijze worden vermeden? Er is een mogelijkheid dat retroculturen op Hegeliaanse wijze een soort onontkoombare antithese vormen van modernistische bewegingen als punk en techno. Waarna een volgende synthese onvermijdelijk zal plaatsvinden. De eerste signalen hiervoor worden steeds duidelijker zichtbaar. Het is tegenwoordig wanneer we het over de toekomst van creativiteit hebben haast een verplichting om het over de Maker cultuur te hebben. Het netwerk van digitaal ambacht dat door de meer enthousiaste vertegenwoordigers als een nieuwe industriële revolutie wordt gezien. Het icoon van de Makers is de 3D-printer, waar ik zelf nog sceptisch over ben omdat het, naast hele handig oplossingen voor het maken van specifieke onderdelen, vooralsnog vooral meer plastic troep belooft. Maar de belofte van de Maker cultuur gaat meer om het bieden van een alternatieve creativiteit en een dialoog over de mogelijkheden van een aantal nieuwe technologieën als lasersnijders en robots die steeds betaalbaarder worden. Daarnaast biedt de Maker cultuur nieuwe modellen en manieren om samen te werken. Minder bedrijfsmatig en op 20ste eeuwse managementfilosofie gebaseerd met zijn eeuwige mantra van efficiëntie. Meer op de praktijk van de werkplaats. Meer ook gericht op het vrij uitwisselen van informatie. Dit gebeurt met behulp van een eigen infrastructuur van tijdschriften, festivals, galerieën en creatieve laboratoria.
Hoogstwaarschijnlijk zal de
3D-printer een primitieve tussenvorm zijn, een stap richting nu nog moeilijk
voor te stellen machines en artefacten. En dan zullen we in 2040 ongetwijfeld
nostalgisch terugblikken op de jaren ’10, het hoofd brekend over de moeite die
het kost om vintage Facebook pagina’s van digitale rot te behoeden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten