Mastodon designing futures where nothing will occur

zondag 6 oktober 2013

Maar Urge Overkill dan?

Bleeding Edge het fascinerende nieuwe boek van Thomas Pynchon speelt zich af in 2001 en zit vol slimme verwijzingen, waaronder het nummer 'Erica Kane' (1993) van Urge Overkill. Wat mij natuurlijk sinds lange tijd weer deed grijpen naar hun albums die nog steeds geweldig klinken. Maar voorbij het plezier van de muziek doemde de hyperreflexifiteit alweer op die mij toefluisterde: wat is het verschil tussen Urge Overkill en de rest van retromania? Ik denk drie belangrijke zaken: timing, intelligentie en kwaliteit. The Supersonic Storybook kwam in 1991 uit, een van de minst retro-jaren ooit. In zekere zin is Urge Overkill de Amerikaanse tegenhanger van Saint Etienne die in 1991 hun magnifieke Foxbase Alpha uitbrachten en met eenzelfde intelligentie precies een soort "verboden" verleden wisten te ontginnen en om te vormen naar iets nieuws. Want Urge Overkill torent boven alle retrobands uit door een overdaad aan riffs en winnende melodieën (precies die combinatie die afwezig is op hun comeback album Rock & Roll Submarine uit 2011).

Een mooi excuus om deze inmiddels long read uit 2002 uit de oude doos te halen (de eerste tekst uit Toekomstdagen 2002-2007, nog steeds hier te krijgen, ook als gratis e-book).





urge overkill: de verloren band van de jaren negentig




“In enkele regels stel ik vast hoe goed Maldolor was in zijn eerste jaren, toen hij nog gelukkig leefde; dat is nu gebeurd. Later merkte hij dat hij boosaardig was geboren: een buitengewoon noodlot!”

         Comte de Lautrémont – De Zangen Van Maldolor

Deel 1: De Rockster Fantasie


Elk decennium kent ze, de band of artiest die ondanks een overschot aan talent hun potentieel niet kunnen waarmaken, al weten ze soms hun artistieke vonk te vangen in een of meerdere platen die onzichtbaar blijken voor de commerciële blik van de massa. Een bestaan als gedesillusioneerd cultfiguur met altijd de wrange mogelijkheid in het achterhoofd dat je na je dood wordt herontdekt of een jongere muzikant er met jouw ideeën van door gaat en plotseling wel succes boekt. Van Roky Erikson in de jaren zestig, naar Big Star in de jaren zeventig tot de “anonieme” housepioniers als Santonio en Jesse Saunders in de jaren tachtig. Na mate de jaren verstrijken beweegt Urge Overkill zich steeds meer richting hun gezelschap.
         Dat juist Urge Overkill een verloren band blijkt, is niet zonder ironie, want zelden leek een groep zo klaar voor succes als het trio Nash Kato (zang/gitaar), King Roeser (zang/bas) en Blackie Onassis (drums). Al snel conceptualiseerde de groep zichzelf als een Ideaal van de stadionrockband. Voor een Amerikaanse band betekende dat een onkarakteristieke interesse in uiterlijk vertoon: slicke pakken waarover ze medaillons droegen met hun logo dat “geleend” was van een groot Amerikaans benzinemerk. Een houding van “we gaan het maken, we nemen alvast een voorschot op onze sterrenstatus als je het niet erg vindt” zou de eerste lichte irritatie wekken in bepaalde Amerikaanse alternatieve kringen die niet zo bekend staan om hun gevoel voor humor. Met de verfijning van het imago loopt ook die van de muziek parallel. Twee wisselvallige albums die flirten met stadionrock gebruiken ongeveer de twee uitersten in producerland: het puritanisme van Steve Albini en het haast barokke geluid van een, op dat moment, redelijk onbekende Butch Vig.
         Wat de groep mist is een sterke collectie songs, iets wat verandert met hun derde album waar ze zich blijkbaar zo zelfverzekerd over voelen dat ze het zelf produceren. Op The Supersonic Story Book, dat in 1991 verschijnt, vallen voor het eerst alle puzzelstukje in elkaar. Het is het eerste gedeelte van wat zal uitgroeien tot een trilogie met een klassiek scenario: van jeugdige hoop, de greep naar macht en de onvermijdelijke val. The Supersonic Story Book kent een vliegende start met ‘The Kids Are Insane’, het Urge Overkill manifest in tekst en geluid. Tekstueel is het nummer een ode aan jeugdige onbezonnenheid, muzikaal een destillatie van de jaren zeventig stadionrock van Cheap Trick, de geplastificeerde Stones boogie van Black & White met een vleugje van de jonge The Who maar met een duidelijk eigen ziel, of minder metafysisch, een eigen kleur. ‘The Kids Are Insane’ werkt binnen korte tijd toe naar een subliem moment waar ik na al deze jaren nog met dezelfde vreugde-explosie naar luister als die herfstmiddag in 1991: een radiostem zegt: “Aah…jam it out y’all. Kansas City.” gevolgd door een reeks Amerikaanse steden en de conclusie “the kids aren’t going to war/the kids are going insane!” Dan als een gespannen boog die wordt losgelaten neemt de groep het zelf weer over “In this world…the kids are insaaaayyynneeiii”. De eerste stap naar de glorie is gezet.

         Vreemd genoeg zou het volgende nummer voor meer aandacht zorgen binnen het alternatieve circuit, daar waar Urge Overkill ook dankzij hun label Touch & Go moeilijk aan kon ontsnappen. ‘The Candidate’ is een ingehouden lied over de licht pathetische eenzaamheid van een politicus waar ook de eerste lang uitgesponnen, huilende gitaarsolo de kop opsteekt, een haast uitgestorven, “fout” fenomeen dat echter zo correct, met de juiste intensiteit wordt uitgevoerd (en bovendien naadloos in hun esthetiek past) dat ze ermee wegkomen. De keuze van een cover zal de ware intenties van Urge Overkill verder verduidelijken, ‘Emmaline’ van Hot Chocolate wordt zonder een spoor van ironie zoals we dat tegenwoordig gewend zijn, neergezet als een echte tearjerker. Op kant 2 van The Supersonic Story Book lijkt het indie bestaan steeds verder weg. ‘Bionic Revolution’ swingt geholpen door de meeblèrende soulstem van Lynn Jordan de pan uit zoals rockgroepen dat na punk (een enkele uitzondering daargelaten) zijn vergeten. Het hoogtepunt van de plaat is ‘What Is Artane?’ een sinister nummer over een bestaand medicijn dat helse visioenen als bijeffect kent. Het nummer wordt golvend naar een climax gespeeld waar Lynn Jordan in ‘Gimme Shelter’ stijl de boel wegblaast: “What do you think when you think of yourself?” Roeser, het hele nummer vechtend tegen de vermoeidheid met een laatste krachtinspanning: “You mean the change in me?” Jordan: “Are you tired of living in hell?” Roeser, de kluts kwijt: “It’s the pain in me, the pain in me.”

         The Supersonic Story Book deed het goed bij zowel Amerikaanse als Britse critici, al kon het succes in alternatieve kringen niet echt voldoen aan de pretentie en fantasiewereld van het album, dat ergens ook net te slim was voor massaconsumptie. Die opening naar een groter publiek lijkt op een andere manier tot stand te moeten komen. Urge Overkill raakt bevriend met Nirvana die hen meenemen op de Amerikaanse Nevermind tournee. In het kielzog van de populairste band op de wereld zal het dan toch eindelijk moeten gaan lukken met de sympathieke fantasten.


Deel 2: Het Kruispunt Stull


Wanneer Nirvana en Urge Overkill zich tijdens hun tournee in de buurt van Kansas City bevinden, komt iemand op het lumineuze idee om eens een bezoek te brengen aan de spookstad Stull. Naar het schijnt houden mensen een respectvolle afstand van Stull, dat precies in het midden van Amerika ligt en door velen beschouwd wordt als een centraal punt van kwade krachten gelegen op een van de poorten naar de hel. Over wat er die dag precies gebeurt lopen de meningen per band uit een. Nirvana schijnt doodsbenauwd het hazenpad te kiezen terwijl Urge Overkill in interviews laconiek vertelt dat ze de confrontatie met Stull aan wilde gaan om te laten zien dat het allemaal niet zoveel voorstelt met die spookverhalen. Dat is ook een van de onderliggende betekenissen van het nummer ‘Stull’ dat ze na het bezoek opnemen. Over een lang uitgesponnen road blues zingt de band over een plaatsje “Forty miles west of Kansas City/Down a country road like a lonely soul.” Er zijn referenties naar Sharon (Tate?), Roman (Polanski?) en Jack (Nicholson?), even pesten ze met het sinistere beeld “tell my bride to bury me in Stull” om vervolgens in een heerlijk meezing refrein te stellen: “Don’t be afraid/Don’t be Afraid/It’s Grea-ea-ea-ea-tttt”.
         Het nummer verschijnt in 1992 op de gelijknamige Stull E.P. in een mooie 10 inch uitgave, met zes ijzersterke nummers die opnieuw een scherpere maar ook frivole band laten horen. Om elke twijfel weg te nemen begint de plaat met een serieuze cover van het Neil Diamond lied ‘Girl You’ll Be A Woman Soon’, dat later zo’n belangrijke rol zal spelen in hun carrière. Daarnaast is er een heerlijke raggende punk versie van ‘Stitches’ van het obscure Alan Millman Sect. Op de resterende nummers wordt duidelijk dat Urge Overkill te groot is geworden voor het Touch & Go label en dat de beslissing om te vertrekken naar Geffen (Nirvana’s label) al is gemaakt. Opgelucht schrijven ze een van hun mooiste nummers, over Chicago en de macho indiescene die ze definitief de rug toe keren, ‘Goodbye to Guyville’.
         Stull heeft enorme consequenties. Natuurlijk hebben Urge Overkill en Nirvana in Stull een pact met de duivel gesloten dat zich tegen beide bands zal keren, in die zin wist de band heel goed wat het te wachten stond als ze werkelijk hun dromen wilden waarmaken, de suggestie van satanische verleiding heeft een rockband nooit kwaad gedaan. Al veel eerder krijgt de band het echter aan de stok met de Ayatollah van het Indie fundamentalisme, hun vroegere producer Steve Albini, die de groeiende onvrede in de Chicago scene over de arrogantie van de band begint te kanaliseren in een fijne fatwah. Naast persoonlijke problemen (Urge Overkill noemt hem in een interview een slechte producer) zijn er voor Albini ook ideologische zondes begaan, alleen al het tekenen voor een major als Geffen is onverteerbaar maar in dit geval helemaal omdat Touch & Go nog een album tegoed had van Urge Overkill. En ook al is Albini vaak een onuitstaanbare puritein, zijn kritiek op de mechanismen van de grote platenmaatschappijen is in grote lijnen correct en zal ook Urge Overkill niet ongemoeid laten. Die hebben op dat moment andere dingen aan hun hoofd, zoals het uitkiezen van een nieuwe, minder retro georiënteerde, garderobe, genietend van cocktails in de zon, misschien in de schaduw van het bewustzijn even afgeleid door de gedachte dat de duivel best wel een geschikte kerel is. Alleen hoe gaat hij ons succes precies regelen?




Deel 3: The Big League


Alles aan Saturation, het eerste album dat Urge Overkill in 1993 voor Geffen aflevert, is groots. Saturation is de rockmuziek van het hyperrealisme: een glanzend oppervlak met kraakheldere details, een zelfverzekerd spel met betekenissen. Het is alsof Urge Overkill een van die drugs uit Bruce Sterlings Schismatrix hebben geslikt, een cocktail die je scherper doet horen, slimmer en krachtiger maakt. Voordat je de daadwerkelijke muziek hoort zijn de intenties duidelijk: op de hoes is een typische skyline van een Amerikaanse stad te zien waarachter een gigantisch Urge Overkill logo opdoemt in de vorm van een nieuwe ster. De lp versie doet het nog eens dunnetjes over door in prachtig doorschijnend oranje vinyl een zon op je draaitafel te vormen.
         De productie van het album is verrassend genoeg in handen van hip-hop producers The Butch Brothers. Een keuze die wonderwel uitpakt. Intuïtief of zonder complex wordt het geluid van The Butch Brothers in dienst gesteld van Urge Overkill, zonder identiteitsverlies van de band of een geforceerd inbrengen van danselementen. Wat The Butch Brothers toevoegen is een aura, het geluid wordt gladgestreken, opgepoetst en opgeblazen zodat elke riff zoemt met details, elke roffel uit de speaker knalt en waar nodig enkele functionele, cosmetische details worden ingebracht zoals het mechanisch rollende synthesizer geluid dat opdoemt in het refrein van ‘Tequila Sundae’. Saturation is een gloednieuwe, ronkende Ford Mustang.
        De losse boogie heeft plaatsgemaakt voor superstrakke poprock die vanaf eerste beluistering klassiek klinkt. En ook verraderlijk vrolijk. Wie onvoorzichtig luistert laat zich al snel meeslepen in zonnige cocktail & tropische meiden avonturen van openers ‘Sister Havana’ en ‘Tequila Sundae’. Wat duidelijk wordt na herhaaldelijk beluisteren is dat onder de hoogglans van de muziek iets duisters leeft: sociale isolatie (Positive Bleeding), liefdesverdriet (Bottle of Fur), paranoia (Stalker) en mislukte ambitie (Heaven 90210 en Dropout) zijn door het wereldbeeld van Urge Overkill heen gevlochten. De gehele tweede kant van Saturation balanceert steeds tussen melancholie en de opgefokte negatieve energie van het zwetende ‘Crackbabies’ tot de obsessie met zelfobsessie van het titelpersonage van ‘Erica Kane’. Albini krijgt er nog van langs op ‘Dropout’ en in de melancholische afsluiter ‘Heaven 90210’ heerst de desillusie met de zonovergoten decadentie van L.A. die wordt gekoppeld aan de gedachte van de hoofdpersoon om terug te keren naar Kansas. Zou Urge Overkill na de opnames van een album al genoeg hebben van hun vurig nagestreefde sterrenstatus of heeft de duivel hen al het verdere scenario prijsgegeven zonder dat ze aan dit noodlot iets kunnen veranderen?
         Saturation doet redelijk goede zaken in het post-Nirvana tijdperk maar ondanks gezonde verkoopcijfers blijft de groep een randverschijnsel. Een belangrijk gedeelte van het probleem zit in de manier waarop de kracht van Saturation gelijkmatig is verdeeld over de nummers, alle nummers zijn sterk, maar er springt geen overduidelijke single uit, die via eindeloze radio en MTV airplay, verleid en verslaafd. Dat is het verschil tussen Urge Overkill en Nirvana, Saturation is misschien een beter en completer album dan Nevermind, maar er was niet te ontkomen aan ‘Smells Like Teenspirit’, een nummer dat succes afdwingt.
         De duivel ziet het meewarig aan en helpt een handje op zijn karakteristieke dubbelzinnige manier. Een kopie van Stull wordt gekocht, krijgt na teleurstelling bij de koper een plekje op een rommelmarkt in Londen waar op een dag Quentin Tarantino, in opperbeste stemming bezig met het uitwerken van zijn ambitieuze tweede film, langsloopt en zijn oog op laat vallen waarna we in de volgende scène een geile Uma Thurman in Pulp Fiction zien dansen op Urge Overkills versie van ‘Girl You’ll Be A Woman Soon’, een dans die eindigt met haar overdosis als ze abusievelijk Vince Vega’s heroïne voor cocaïne aanziet. De fameuze 15 Minuten zijn aangebroken en met die bijna fatale snuif van Thurman wordt ook een bizar startschot gegeven voor de neergang van Urge Overkill.


Deel 4: Exit The Dragon: De Maskers Vallen Af


 “It blazed its trails across your darkness, etching its tracks on to that black mountainside. It kept running through your mind, tempting, escaping, daring you to chase it just a little more. You kept running through the story, running its story through your mind. It danced ahead, it laughed at you, it knew you would fail. You heard it all, and still became the dragon’s tail.”

         Sadie Plant – Writing on Drugs

‘Girl You’ll Be A Woman Soon’ wordt in de nasleep van het succes van Pulp Fiction een internationale hit, de enige die de band zal kennen. Het is natuurlijk bittere ironie dat je als groep briljante nummers maakt die het verdienen om de weg naar een groter publiek te vinden maar voor altijd zit opgescheept met de vloek van die cover waaraan mensen je zullen herinneren. De opvolger van Saturation zou in ieder geval de groeiende bekendheid van de groep moeten kunnen consolideren. Het loopt natuurlijk heel anders. Al op de groepsfoto op de achterkant van Stull is duidelijk dat Nash Kato en Black Onassis, met hun strakke, glimmende vrolijkheid zich vergrijpen aan iets sterkers dan wat biertjes. Dan al staat King Roeser er wat afstandelijk lacherig bij. Ook Urge Overkill ontsnapt niet aan de golf van heroïne die Amerikaanse rockbands in het begin van de jaren negentig teistert. Binnen twee jaar is Urge Overkill een compleet andere band geworden. The Butcher Brothers zitten nog een keer achter de knoppen en zorgen dat Exit The Dragon weer vol mooie details zit al is de hyperreële glans verdwenen. Zoals de band zelf in een interview ten tijde van Exit The Dragon stelt: de maskers zijn afgevallen.
         Geen ironie en geen sterfantasieën meer, met de nieuwe plaat mikt de band op een ander soort grootheid, die van de klassieke fall-out plaat in de traditie van Big Stars Sister Lovers of Neil Youngs Tonight’s the Night. Daarnaast past de plaat naadloos in het rijtje van briljante heroïne platen die in de jaren negentig uitkomen: Ministry’s Psalm 69, Alice in Chains Dirt, Jane’s Addiction’s Ritual de lo Habitual, Nirvana’s In Utero. Van allen is het misschien de sympathiekste en menselijkste, alleen Royal Trux weten als de enige echte erfgenamen van Baudelaire op Royal Trux en Cats and Dogs nog lyrischer het mysterie van de naald te transcenderen. Hoewel Urge Overkill Sister Lovers graag refereert in interviews kent Exit The Dragon weinig echte raakvlakken met de chaotische lethargie van die plaat. Veel meer doet de plaat me denken aan de implosie van Sly Stone’s There’s A Riot Going On (en de band zelf ook aangezien in ‘Need Some Air’ de plaat wordt genoemd), een zelfde innerlijke vermoeidheid die de blik naar de sociale buitenwereld vertroebelt, momenten van energieke luciditeit afgewisseld met introspecte wanhopigheid, het besef dat een tijdperk zijn einde heeft bereikt.
         Exit The Dragon is een vampierwereld, een continue nacht waar het blauw van het ochtendgloren over gaat in de grijze schaduwen van de zonsondergang. Op straat loopt een man en die zingt: “I’m the evil in this world/ there’s too much evil it’s true.” Met de opener ‘Jaywalkin’ kruipt Urge Overkill in de huid van de duivel, een charismatische figuur die overal ter wereld opduikt en zonder moeite in de hoogste kringen verkeert. Na dat eerbetoon begint de duistere nacht van de ziel, een bijna uur lang doolhof van sociale isolatie, lege kamers, zielloze interacties, sprongen uit ramen, eindeloze regen, afgestrafte eerlijkheid, uitgebluste revoluties en plotseling verwisselde identiteiten (de prachtig naargeestige zin: “When you’re in somebody’s else’s body and someone else is bad” die in het laatste couplet wordt veranderd in “and someone else is dead”). Het is een plaat die verraderlijk langzaam op gang lijkt te komen, omdat alweer een duidelijke single ontbreekt (de single, ‘Need Some Air’, is een poging tot een fijne meezinger waar elk hitpotentieel door de depressieve tekst wordt ondergraven).
         Om misverstanden te voorkomen is de essentie van de plaat precies in het midden te vinden. Voor het eerst in de geschiedenis van de groep zingt drummer Blackie Onassis een nummer, ‘The Mistake’, over de leegheid van het bestaan in een band. Na de lugubere waarschuwing aan zichzelf over mogelijke overdosissen en dat het niks wordt totdat “de draak een uitweg wordt gewezen” eindigt het nummer op ontroerende wijze. Op ‘The Mistake’ klinkt Blackie als een klein jongetje, wat hij prachtig weet uit te buiten als hij tegen het einde als een dromerig kinderliedje zingt:

Look inside, inside my soul,
There's a catchy song, a catchy song,
It's coming through the radio.
There's a certain song, a certain song.
Stuck inside my soul,
It's a catchy song; it's number one,
Too bad you had overdosed.

Het is een nauwelijks verborgen eerbetoon aan Kurt Cobain, hun oude tourmaat wiens geest door Exit The Dragon spookt. Urge Overkill weet op de plaat nog eenmaal de zaken bij elkaar te houden, maar er zijn teveel krachten die blijven trekken: Geffen dat niet zit te wachten op een depressief meesterwerk, drugsproblemen, King Roeser die steeds meer afstand voelt met de dopers, het culturele vacuüm dat de dood van Cobain veroorzaakt en het gevoel dat alles wat de band in zich had is gedaan. Dankzij die typerende zelfkennis eindigen ze hun carrière met iets wat ze nog niet hadden gedaan: het epische nummer. ‘Digital Black Epilogue’ is een meeslepend nummer van ongeveer negen minuten dat begint als duet met een anonieme zangeres, een poging om Gram Parsons visioen van Cosmic American Music nieuw leven in te blazen. Op de helft verandert de toon en lijkt de band daadwerkelijk langzaam in de kosmos op te gaan, de gitaren beginnen te scheuren, strijkers doemen op als supernova’s en hakkende riffs weven zich door het overvolle geluid zodat alles op springen staat en dan is het plotseling stil…

Geen opmerkingen:

Een reactie posten