zaterdag 21 december 2024
Jaarlijsten
woensdag 11 december 2024
Aevontuurlijke radio
zaterdag 7 december 2024
Genealogie van minimalisme
Ik heb hier lang en volstrekt doelloos over gemijmerd. De genealogie van een bepaald geluid, een zekere persoonlijke hoeksteen.
1950
Howlin’ Wolf x Link Wray
1960
Velvet Underground x The Stooges
1970
NEU! x Suicide
1980
Spacemen 3 x Loop
1990
Stereolab x Spiritualized
2000
The Brian Jonestown Massacre x Moon Duo
zondag 3 november 2024
Schrijven over Aphex Twin
vrijdag 4 oktober 2024
Trans Nippon Express
zaterdag 15 juni 2024
Futuromania: de kick van het nieuwe
Futuromania: Electronic Dreams, Desiring Machines & Tomorrow’s Music Today is een onvermijdelijk boek, dat misschien wat aan de late kant verschijnt. In 2011 schreef Simon Reynolds Retromania (2011) een intrigerende studie over de culturele draai naar het verleden waarbij hij eindigde met een kloeke conclusie die na het voorafgaande betoog eigenlijk uit de lucht kwam vallen: “I still believe the future is out there.” In het nawoord van zijn nieuwe boek noemt hij Futuromania “een omgekeerd spiegelbeeld” van Retromania. Dan toch eindelijk het mogelijke antwoord, een uitweg uit de verstikkende grip van het verleden op de 21ste eeuwse cultuur. Is Futuromania, de titel gebruikt hetzelfde lettertype als Alvin Tofflers Future Shock (1970), dat boek? Gedeeltelijk, al zal je als oplettende lezer snel concluderen dat het nooit een gedegen antwoord kan zijn. Futuromania is namelijk een bundel die artikelen verzamelt uit verschillende periodes met als overkoepelend thema elektronische muziek en het idee van futurisme. Het boek lost in die zin niets op maar presenteert een zeker enthousiasme over muziek die het nieuwe aankondigt, veranderingen veroorzaakt, sciencefiction als geluid. En niemand kan zo enthousiasmeren als Reynolds, omschrijft muziek op zo’n manier dat je het meteen wilt horen. In de jaren negentig kocht ik lange tijd platen blind naar aanleiding van zijn Melody Maker-recensies en kan me eigenlijk geen misstap herinneren.
De reden voor dat vertrouwen was zijn eerste en nog steeds onovertroffen boek Blissed Out: The Raptures of Rock (1990) een subliem geschreven collectie essays over rock en pop in de jaren tachtig die voor mij alles veranderde: hoe je over muziek kon schrijven en denken, een introductie van artiesten waar ik nog nooit van had gehoord en in de laatste hoofdstukken een fascinerende richting aanwijzend waar popmuziek naar toe bewoog, namelijk dansmuziek als een soort “einde” van muziek. Het stuk over acid in Futuromania is het enige wat overlapt met Blissed Out, al staat het nu redelijk aan het begin. Wat dat stuk met een aantal anderen duidelijk maakt is dat Reynolds in het moment zelf op zijn best is. Wanneer hij geconfronteerd wordt met nieuwe muziek waar hij enthousiast over is ontstaat een worsteling om de muziek te begrijpen en aan anderen te omschrijven waarbij hij het mysterie, het genot van het geluid intact tracht te houden.
Aan de andere kant is hij, haast onvermijdelijk, door de jaren heen meer retrospectieven gaan schrijven. Een van de redenen dat Ian Penman hem ooit, zonder al teveel kwaadaardigheid, omschreef als “de aardrijkskundeleraar van de rockjournalistiek”. Minder overrompelend, meer analytisch, op zoek naar verbanden en met een neiging naar volledigheid. Maar, zoals Futuromania regelmatig bewijst, altijd leerzaam en ook dan wil je de muziek meteen weer luisteren. Het boek krijgt door de opzet en de chronologische presentatie van de muziek een eigen karakter al wreekt het gemis van een eenduidig argument voorbij het thema van de toekomst zich. Halverwege hebben we de jaren negentig al verlaten en ik had het gevoel dat dit te vroeg was, dat wat de 21ste eeuw heeft gepresenteerd zich nooit qua aandacht kan meten met het voorgaande traject dat van disco tot jungle loopt. Ik had nog wel een verhandeling over darkside jungle kunnen lezen en vreemd genoeg is er geen plek voor het zachte futurisme van shoegaze met zijn verdekte elektronische invloeden.
Niet dat de 21ste eeuw een gebrek aan futuristische muziek heeft gekend. Zo snel kom ik op Fennesz, Qebrus, Dopplereffekt, The Avalanches, Rosalia, MF Doom, K-pop, James Holden, Wighnomy Bros, Ricardo Villalobos, de Joris Voorn mixen, het bescheiden modernisme van Richie Hawtin of The Black Dog van Music for Reel Airports en Music for Photographers. In plaats van hier aandacht aan te besteden (hoogstwaarschijnlijk omdat hij er nooit op dat moment over heeft geschreven) verdoet Reynolds veel van de tweede helft aan geforceerde stromingen als maximalism en conceptronica of artiesten als Jlin die zich niet kunnen meten met wat er aan voorafging. In die zin is duidelijk een tweedeling aan te wijzen, die ik al jaren geleden observeerde: het is niet dat muziek vernieuwing mist maar het is een verspreid futurisme, er is geen cultuur meer met een richting, een collectieve overrompeling en verwondering of focus. Alles is tegelijkertijd mogelijk in atemporaliteit. Elk opvolgend post-acid-genre vormde een versplintering waarbij muzikanten en luisteraars achter bleven in het vorige genre en de instroom van nieuwe mensen gecombineerd met de eclectici nooit de achterblijvers kon aanvullen. De futuristische energie werd op deze manier langzaam verdund in niches en is denk ik vrijwel onmogelijk te herstellen.
De ambivalentie die het boek oproept wordt belichaamd door het lange hoofdstuk over Auto-tune dat Reynolds omschrijft als het karakteristieke geluid van de 21ste eeuw. Ik begon er met tegenzin aan maar las gefascineerd over het ontstaan van Auto-tune en realiseerde me hoe wijdverbreid het gebruik is voorbij dat guitige ‘Believe’-geluid. Nu snap ik eindelijk waarom de stemmen van Kate Perry en Rhianna abject voelen zonder dat ik precies kon uitleggen waarom, alsof je lichaam de door artificialiteit geinfecteerde stem onbewust herkent en afstoot. Reynolds is provocatief, anti-rockistisch, prijst de creativiteit van het “verkeerd gebruik” van Auto-tune en strooit met wonderbaarlijke beschrijvingen van tracks van rappers als Young Thug, Future en Travis Scott. Totdat je de muziek luistert en snel concludeert: this ain’t it, chief. Auto-tune vormt uiteindelijk het eindstation van de Amerikaanse popcultuur, de complete overgave aan de hyperrealiteit. In combinatie met trap vormt het een geestdodende monotonie, de Amerikaanse droom als verveelde wil tot macht die gevangen zit in het zwarte gat van terminaal kapitalisme. Iets waar instinctief afstand van moet worden gehouden als een plaag die de ziel rot. En in die zin inderdaad het geluid van een teleurstellende toekomst.
In een tweedelige coda analyseert Reynolds twee interessante vragen: hoe heeft sciencefiction de muziek van de toekomst omschreven? En wat is het geluid van de toekomst in sciencefictionfilms? Ook hier overheerst de aardrijkskundeleraar in wat eigenlijk overzichtsartikelen zijn. Wat hier vooral opvalt is dat Reynolds gretig concludeert dat sinds de jaren ‘80 filmsoundtracks niet meer futuristisch klinken. Er was inderdaad een moment dat men zich kon afvragen waarom filmmuziek ouderwets bleef klinken en eerlijk is eerlijk, na de oorspronkelijke publicatie van het artikel in 2009 beleven we een ware hausse aan spannende futuristische soundtracks, denk aan Under the Skin (2013), ex_machina (2015), Annihilation (2018), Aniara (2018), Strawberry Mansion (2012), Crimes of the Future (2022) en Mars Express (2023). Maar zelfs dan weet de shinnichi (en wie, die ook maar enigszins in de toekomst is geïnteresseerd, leeft niet met zijn gedachten in Japan) dat er altijd een continuüm in cinema is geweest waar beeld en geluid je overrompelen met future shock: Akira, de films van Shinya Tsukamoto, Ghost in the Shell en het oeuvre van Satoshi Kon zijn wat dat betreft net zulke intense breuken als de eerste keer dat je 'Pump Up the Volume', acid house of jungle hoorde. En op die manier vertelt Futuromania, Yellow Magic Orchestra uitgezonderd, eigenlijk maar de helft van het verhaal. Een Japanse variant, vanuit de Japanse cultuur verklaart, zou pas echt de volledige routekaart richting de toekomst uitklappen.
Simon Reynolds - Futuromania: Electronic Dreams, Desiring Machines & Tomorrow's Music Today (Hachette Books, 2024. ISBN 978-0-306-83378-6)
zaterdag 4 mei 2024
MC Conrad (1972 – 2024): Stem in de jungle
Foto: Yanne Golev (Creative Commons) |
Wanneer ik begin te dansen vind ik eenvoudig een plek midden op de dansvloer, zonder gedrang, gepor of geleuter. Bukem draait vanaf het balkon met zicht op de dansvloer en naast hem staat een man die vanaf mijn positie lastig is te identificeren. Daar beginnen te beats te ratelen terwijl de bas rolt en die volg ik kalm, laat me heen en weer wiegen, open mezelf voor de muziek. Ik haal een joint tevoorschijn en laat de rook onderdeel worden van mijn lichaam, zacht hamerend op mijn longen terwijl de chemicaliën mijn bloedbaan binnentreden en zich verspreiden om mijn hersens te bereiken en daar aan het werk gaan. Alles is op zijn plaats en ik sluit mijn ogen. Dan hoor ik zijn stem, onmiskenbaar zwart en Engels, met een vriendelijke autoriteit die ons bijeenroept. De stem wordt achteloos onderdeel van muziek, weet exact wanneer een wending gaat plaatsvinden, dwingt ons sneller te dansen wanneer de breaks knallen, kalmeert ons wanneer een geluidsoase wordt bereikt.
“...and your mind starts to drift.”
Zeker weten. De muziek is van een onbeschrijfelijke schoonheid. Altijd de subbas die het gezicht masseert en neerdaalt in je buik. De beats draaien rond, verschuiven, schieten weg om onverwachte wijze terug te keren met een intensiteit als wit licht die je geest wegblaast. En steeds weer de droomachtige melodieën en woordeloze zang als uit de mooiste visioenen van dichters, profeten, opiumeters en sterrenkijkers. De stem leidt ons, soms met speelse echo, langs pagodes, landschappen, lachende engelen en kosmische wonderen, alles ontdaan van elke vorm van duisternis. Ik hoor het allemaal met een glimlach aan, volstrekt verloren in geluid.
“You step to the vibe like a new found religion.”
Geen idee hoe lang het duurde. Achteraf voelt de nacht als een vreugdevuur van de ziel en we zijn het er meteen over eens dat er iets wezenlijks is veranderd. Dat net wanneer dansmuziek leek te zijn gevangen in een zekere voorspelbaarheid, een routine en onmiskenbare commercialisering, we iets enorms hebben gehoord. Zomaar een donderdagavond in april in het midden van de jaren negentig.
vrijdag 15 maart 2024
Living For the Future
Deze week weer eens na lange tijd The Deepest Cut Vol.1 van Omni Trio opgezet. En deze track, met de lange intro gevolgd door de magnifieke maalstroom van bas en ritme, sprong er dit keer uit. Vreemd dat we nu in de toekomst leven en die melancholie veel meer van toepassing is dan in 1995.
zaterdag 24 februari 2024
Nooit meer ontwaken
Een nieuwe Burial. Daar moet je wat vinden. Het zijn platen die beluisterd moeten worden en, zoals het tegenwoordig sarcastisch heet, the discourse voeden. In mij zit alleen een herhaling van zetten, die steeds dichter bij exegese komt. Dreamfear/The Boy Sent From Above is in ieder geval een amusante zet. Een soort dubbele rave megamix in kenmerkende Burial-stijl: gruizig, schijnbaar willekeurig en met het geluid van de vallende kogelhulzen. 'Dreamfear' is voor mij een ironische titel want vanaf de "I am the lord of ecstasy" sample klinkt het als het realistische geluid van mijn dromen, mochten die in de periode 1990 - 1993 zijn gesitueerd. Veel breakbeats, hitsige loops en zoekplaatje met samples van Eon, The Prodigy en The Orb. Een vrolijke boel als je je niet meteen door nostalgische gevoelens laat overmannen. Al luisterend bedacht ik me vooral hoe onuitputtelijk mijn energie destijds was, hoe je lichaam de assimilatie in die opgeroepen krachten van muziek, licht en serotonine, die overdaad aan plezier langs schaduwranden moeiteloos aankon. Een vreemde onschuld in een korte periode tussen 1977-1989 nihilisme en het verstikkende dance-industrieel-complex van de afgelopen dertig jaar.
vrijdag 16 februari 2024
Meer museïficatie van techno
Called it. Al heb ik er verder weinig meer over te zeggen. Misschien het resultaat van een niet geheel onprettig gevoel dat alles is gezegd over de meeste dingen. De laatste grote verschuivingen in de jaren '90, zeker, maar ook de komende twintig jaar.
It has been a rather surreal experience to see these two trends side-by-side in my RSS news-feed on a weekly basis: New documentary, seminal club closes, new exhibition, seminal club forced to relocate, new photo album, seminal club facing closure. To me, this odd coexistence raises the following question: Why is it that electronic dance music is now, for the first time ever, being "celebrated" and "appreciated" by mainstream cultural institutions at the same exact time that it is facing such existential precarity?
Vincent Jenewein - 'Techno: Inside the Museum of the Living Dead'